ECLI:NL:TADRSGR:2015:194 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4627/14.212

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:194
Datum uitspraak: 11-05-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4627/14.212
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Raad verklaart verzet ongegrond.  

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1. Bij brief van 12 mei 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2. Bij brief van 24 september 2014 aan de raad met kenmerk K133 2014, door de raad ontvangen op 24 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3. Bij beslissing van 20 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 21 oktober 2014 aan klaagster is verzonden.

1.4. Bij brief van 1 november 2014 door de raad ontvangen op 3 november 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5. Het verzet is behandeld ter zitting van 2 maart 2015 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster.

1.6. De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 1 november 2014 van klaagster.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft een dochter die bij de cliënten van verweerster is opgegroeid.

2.3 Verweerster heeft namens haar cliënten de adoptieprocedure aanhangig gemaakt.

2.4 Bij beschikking van 5 september 2012 heeft de Rechtbank ’s-Gravenhage de adoptie uitgesproken.

2.5 Bij brief van 11 september 2012 heeft verweerster klaagster medegedeeld dat klaagsters dochter de foto’s, waar klaagster blijkbaar om heeft verzocht, niet terug kon vinden, om welke reden zij deze niet aan klaagster kon terugsturen alsmede dat klaagsters dochter de sieraden niet in haar bezit wenste te krijgen.

2.6 Op 27 september 2012 heeft verweerster klaagster medegedeeld dat klaagsters dochter geen contact met haar wenste, waarbij zij klaagster heeft verzocht contact met haar op te nemen voor het maken van een afspraak, zodat klaagster de sieraden kon komen ophalen.

2.7 Bij brief van 3 oktober 2012 heeft klaagster aangegeven dat zij ook de foto’s wenste terug te ontvangen en zij graag de foto’s en de sieraden tegelijk wenste op te halen.

2.8 Op 2 november 2012 heeft klaagster verweerster een rappel gestuurd omdat zij nog geen reactie van verweerster had ontvangen.

2.9 Bij brief van 5 december 2012 heeft verweerster klaagster een datum doorgegeven waarop zij de sieraden kon ophalen.

2.10 Op 13 december 2012 heeft klaagster wederom aangegeven dat zij ook de foto’s terug wilde ontvangen. Voorts heeft zij verweerster verzocht het adres van de adoptieouders kenbaar te maken, zodat zij aangifte van verduistering kon doen.

2.11 Op 15 december 2012 heeft klaagster verweerster een rappel gestuurd.

2.12 Verweerster heeft de sieraden aan de adoptieouders van klaagsters dochter overhandigd. Uit een e-mail van 18 februari 2013 blijkt dat deze ook door de adoptieouders zijn ontvangen.

2.13 Klaagster heeft verweerster op 3 maart 2013 een rappelbrief doen toekomen.

2.14 Bij brief van 14 april 2013 heeft verweerster klaagster laten weten dat het dossier gesloten was en dat zij niet langer op klaagsters brieven zou reageren.

2.15 Klaagster heeft verweerster op 15 maart 2013 laten weten dat zij de sieraden wilde maar dat zij deze niet zou komen ophalen bij verweerster, omdat zij geen zaken met verweerster had gedaan. Deze brief is door verweerster ongeopend aan klaagster retour gezonden.

2.16 Op 6 mei 2013 heeft klaagster zich hierover bij verweerster beklaagd.

2.17 Verweerster heeft bij brief van 3 juni 2013 nogmaals herhaald dat zij niet meer op klaagsters brieven zou reageren.

2.18 Bij brief van 12 mei 2014 heeft klaagster verweerster verzocht haar een bewijs van afgifte van de sieraden te doen toekomen.

2.19 Verweerster heeft klaagster op 13 mei 2014 bericht dat zij haar meerdere malen in de gelegenheid heeft gesteld de sieraden op te komen halen, hetgeen klaagster evenwel had geweigerd.

2.20 Bij brief van 12 mei 2014 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

3. KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij stelselmatig weigert haar brieven te beantwoorden en dat zij ten onrechte sieraden van klaagster onder zich heeft gehouden.

3.2 Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat zij niet klaagsters advocaat is. Zij is de advocaat van de wederpartij in de adoptieprocedure geweest. Op verzoek van haar cliënten heeft zij bemiddeld bij het teruggeven van de sieraden aan klaagster. Verweerster heeft zesmaal gereageerd op de brieven van klaagster, te weten op 11 september 2012, 27 september 2012, 5 december 2012, 13 maart 2013, 3 juni 2013 en 13 mei 2014. Verweerster is van mening dat zij op geen enkele wijze tekort is geschoten in de communicatie met klaagster. Zij heeft ook de sieraden niet ten onrechte onder zich gehouden. Zij had deze sieraden slechts met doel dat klaagster deze retour zou ontvangen, omdat haar dochter ze niet wilde hebben.

5. BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

5.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.