ECLI:NL:TADRSGR:2015:193 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4621/14.206

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:193
Datum uitspraak: 11-05-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4621/14.206
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1. Bij brief van 25 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2. Bij brief van 15 september 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/78, door de raad ontvangen op 16 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3. Bij beslissing van 30 september 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 oktober 2014 is verzonden aan klager.

1.4. Bij brief van 6 oktober 2014 door de raad ontvangen op 14 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 maart 2015 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde, de heer K., de vader van klager. Verweerder is met een schriftelijke vooraankondiging niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6. De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 6 oktober 2014 van klager.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft in het verleden de belangen behartigd van de ex-partner van klager bij de beëindiging van hun samenleving. Verweerder en zijn ex-partner hebben samen een dochter.

2.3 Verweerder heeft bij de rechtbank Rotterdam een procedure aanhangig gemaakt in verband met de kinderalimentatie voor deze dochter.

2.4 Klager werd bijgestaan door mr. N.

2.5 In augustus 2014 heeft de ex-partner van klager zich opnieuw gewend tot verweerder, teneinde met haar dochter een weekje op vakantie te kunnen.

2.6 Op 19 augustus 2014 ontving klager in verband hiermee een e-mail van verweerder, waarin verweerder aankondigde klager in rechte te zullen betrekken als klager verweerder niet omgaand zou berichten dat het door verweerders cliënte onder druk getekende ouderschapsplan zonder rechtsgevolg.

2.7 Bij brief van 25 augustus 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. heeft gesteld dat het ouderschapsplan eenzijdig was opgesteld en dat hij de nietigheid van het ouderschapsplan heeft ingeroepen en

b. heeft gedreigd een verzoek bij de rechtbank in te dienen waarbij klager het ouderlijk gezag zou worden ontnomen en de kosten van de procedure zou moeten dragen. Verweerder zou klager daarmee bewust op kosten willen jagen.

3.3 Klager voelt zich bedreigd door de handelwijze van verweerder en is van mening dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3.4 Klager heeft tevens verzocht deze klacht te voegen bij zijn eerdere klachten tegen verweerder.

3.5 Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

4. VERWEER

4.1 Verweerder is van mening dat hij heeft gehandeld binnen de vrijheid die hij heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Het e-mail bericht van 19 augustus 2014 is op geen enkele wijze als klachtwaardig te betitelen. Verweerder heeft dit bericht in opdracht van zijn cliënte opgesteld, omdat zij zich door klager op een volstrekt ontoelaatbare wijze onder druk gezet voelde. Verweerder heeft toegelicht dat zijn cliënte het ouderschapsplan niet wilde ondertekenen en dat klager het recht in eigen hand heeft genomen door zijn cliënte onder druk te zetten om zo een handtekening te verkrijgen.

5. BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld