ECLI:NL:TADRSGR:2015:191 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4649/14.234

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:191
Datum uitspraak: 11-05-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4649/14.234
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 18. Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Voor het overige is de klacht ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1. Bij brief van 30 oktober 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/90, door de raad ontvangen op 31 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 2 maart 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager behartigt de belangen van B BV.

2.3 Verweerder is advocaat van de heer Vd B.

2.4 B BV en de heer Vd B staan in een franchiserelatie tot elkaar. B BV geldt daarbij als franchisegever en de heer Vd B als franchisenemer.

2.5 Tussen de onder 2.4 bedoelde partijen is een geschil ontstaan betreffende de wijze waarop de franchiserelatie zou moeten worden gecontinueerd dan wel beëindigd.

2.6 Op 26 juni 2014 heeft verweerder rechtstreeks een brief van zes bladzijden gezonden aan klagers cliënte. Een afschrift van die brief is gelijktijdig aan klager gezonden.

2.7 Bij brief van 27 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. rechtstreeks een brief aan zijn cliënte heeft gezonden, hoewel verweerder wist dat klager als advocaat van deze cliënte optrad;

b. in de betreffende brief verslag doet van confraternele onderhandelingen hetgeen ook in strijd is met de gedragsregels. Daarnaast meent klager dat uit de inhoud en toon van de brief niet anders kan worden geconcludeerd dan dat verweerder een wig wilde drijven tussen klager en zijn cliënte.

3.2 Klager veronderstelt dat verweerder de betreffende brief in rechte wil overleggen. Klager maakt daar bezwaar tegen. Mocht overlegging alsnog plaatsvinden, dan zullen de klachten tegen verweerder, worden uitgebreid/aangevuld.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft erkend dat hij de brief van 26 juni 2014 rechtstreeks aan de directie van klagers cliënte heeft gestuurd, terwijl hij ermee bekend was dat klager als advocaat voor de directie optrad. Desondanks is verweerder van mening dat het hem vrij stond de brief rechtstreeks te zenden, nu de brief een aanzegging gericht op gerechtsgevolg bevat. Verweerder heeft zich in deze beroepen op gedragsregel 18 lid 2, waaruit zou volgen dat een dergelijke handelwijze is toegestaan.

4.2 Verweerder betwist dat verslag is gedaan van confraternele onderhandelingen. In dat kader heeft verweerder gewezen op het feit dat gedragsregel 12 uitsluitend ziet op het doen van een mededeling omtrent confraternele onderhandelingen in een gerechtelijke procedure. Daarvan is geen sprake geweest. Ook heeft verweerder de brief niet overgelegd in de kortgedingprocedure, waarvan de zitting inmiddels heeft plaatsgevonden.

4.3 Verweerder heeft betwist dat hij een wig zou willen drijven tussen klager en zijn cliënte betwist. Dat was niet zijn bedoeling en is ook feitelijk onjuist.

5. BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Gedragsregel 18 bepaalt dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft om zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Het Hof van Discipline heeft bepaald dat een uitzondering op die regel kan worden aanvaard – het tweede lid van gedragsregel 18 voorziet daarin – wanneer het gaat om een aanzegging die, om het daarmee beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij. Aan een advocaat komt niet de vrijheid toe om rechtsreeks een aanzegging aan de wederpartij te doen alleen omdat hij dit nuttig of nodig acht. Vereist is een rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen, bijvoorbeeld omdat het beoogde rechtsgevolg anders niet kan worden bewerkstelligd. Als de brief van 26 juni 2014 al enige aanzegging, gericht op rechtsgevolg, bevat dan is de raad in de onderhavige situatie niet gebleken van enige noodzaak om de aanzegging rechtstreeks aan de andere partij te doen. Ook van een andere rechtens aanvaardbare reden om de aanzegging niet aan de advocaat te doen is niet gebleken. Aan het door het Hof aangelegde criterium voor een uitzonderingssituatie is dan ook niet voldaan, zodat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 18. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 De raad is met verweerder van oordeel dat gedragsregel 12 ziet op het overleggen van confraternele correspondentie in een procedure. Daarvan is in casu geen sprake. Voor zover klager stelt dat verweerder met zijn brief de bedoeling had een “wig te drijven” tussen klager en zijn cliënt biedt het dossier en het door partijen gestelde onvoldoende feitelijke grondslag voor de raad om tot dit oordeel te kunnen komen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Gelet op het vorenstaande zal de raad klachtonderdeel a gegrond verklaren en klachtonderdeel b ongegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart klachtonderdeel b ongegrond en klachtonderdeel a gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076-5484607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl