ECLI:NL:TADRSGR:2015:190 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4716/15.26

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:190
Datum uitspraak: 11-05-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4716/15.26
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om contact met klager op te nemen en te controleren of hij inderdaad akkoord kon gaan met het door haar namens haar cliënte verzochte uitstel. Verweerster had zonder dit contact en zulks verkregen toestemming niet op de betreffende F-formulieren mogen vermelden dat klager met verder uitstel akkoord was. Verweerster heeft erkend dat zij geen contact met klager heeft opgenomen, zodat vast is komen te staan dat verweerster onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de rechtbank. De klacht is in zoverre gegrond. Ter zitting is de raad gebleken dat klager op de hoogte was van de diverse uitstelverzoeken uit zijn contact met de rechtbank. Van klager had mogen worden verwacht om contact op te nemen met verweerster, en haar te laten weten dat hij niet instemde met deze uitstelverzoeken. De raad is dan ook van oordeel dat klager een eigen aandeel heeft in de uiteindelijk ontstane vertraging. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1. Bij brief van 28 januari 2015 aan de raad met kenmerk R 2015/10, door de raad ontvangen op 29 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 2 maart 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.

2.3 In deze procedure wordt klagers echtgenote bijgestaan door verweerster.

2.4 Klager is in deze procedure door verscheidene advocaten bijgestaan.

2.5 Sinds 3 april 2014 heeft klager geen advocaat meer en behartigt hij zelf zijn belangen.

2.6 Bij brief van 21 oktober 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij de rechtbank bewust van onjuiste informatie heeft voorzien door meerdere malen een F-formulier aan de rechtbank te zenden, waarop in strijd met de waarheid is aangegeven dat klager akkoord is met het door verweerster verzochte uitstel, terwijl dit niet met klager is besproken, noch klager daarmee heeft ingestemd.

4. VERWEER

4.1 Verweerster heeft bij brief van 10 november 2014 bevestigd dat zij inderdaad op het F4-formulier heeft aangegeven dat klager akkoord was met het verzochte uitstel. Verweerster geeft aan dit in samenspraak met de griffie van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht te hebben gedaan, nu klager op dat moment niet werd vertegenwoordigd door een advocaat.

4.2 Verweerster heeft gesteld dat het voor haar niet duidelijk was dat klager hiermee niet in kon stemmen. In dat kader heeft verweerster verwezen naar het door klagers eerste advocaat op 19 juni 2012 ingediende verzoekschrift. In het petitum van dit verzoekschrift is als verzoek opgenomen “partijen te gelasten over te gaan tot vermogensrechtelijke afwikkeling op basis van een nader in te dienen voorstel”. Klagers advocaat heeft zich vervolgens op 11 oktober 2012 onttrokken, zonder een aanvullend verzoek te hebben ingediend. Klagers tweede advocaat heeft zich in deze procedure gesteld en heeft gedurende deze bijstand eveneens geen aanvullend verzoek voor de afwikkeling ingediend. Deze advocaat heeft zich per 28 maart 2013 onttrokken.

4.3 Vervolgens heeft mr. de H. zich namens klager gesteld en heeft zij op 3 september 2013 het aanvullend verzoek ingediend. “Mr. H (red.) heeft ingestemd met de aanhoudingsverzoeken tot zij zich op 3 april 2014 aan de zaak heeft onttrokken.”. Verweerster is ervan uitgegaan dat klager wederom een nieuwe advocaat zou benaderen en is er mede daarom van uitgegaan dat zij eerst daarna het verweerschrift zou indienen. Inmiddels is haar duidelijk geworden dat klager niet voornemens is een nieuwe advocaat in te schakelen.

4.4 Ten aanzien van klagers stelling dat verweerster op basis van de haar toegezonden correspondentie tussen klagers echtgenote en klager had kunnen weten dat klager niet akkoord was met uitstel, merkt verweerster op dat klager haar gedurende de periode, ook toen klager werd vertegenwoordigd door een advocaat, wekelijks en soms dagelijks e-mails zond. Deze zijn doorgezonden aan de op dat moment behandelend advocaat. Verweerster heeft gesteld dat zij deze e-mails als niet aan haar gericht, niet heeft gelezen.

5. BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3 De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om contact met klager op te nemen en te controleren of hij inderdaad akkoord kon gaan met het door haar namens haar cliënte verzochte uitstel. Verweerster had zonder zulk contact en zulke verkregen toestemming niet op de betreffende F-formulieren mogen vermelden dat klager met verder uitstel akkoord was. Verweerster heeft erkend dat zij geen contact met klager heeft opgenomen, zodat de raad vaststelt dat verweerster onjuiste gegevens heeft verstrekt aan de rechtbank. De klacht is in zoverre gegrond.

5.4 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat klager hierdoor  is benadeeld, nu dit niet is gesteld of gebleken. Ter zitting is de raad gebleken dat klager op de hoogte was van de diverse uitstelverzoeken uit zijn contact met de rechtbank. Van klager had mogen worden verwacht om contact op te nemen met verweerster, en haar te laten weten dat hij niet instemde met deze uitstelverzoeken. De raad is dan ook van oordeel dat klager een eigen aandeel heeft in de uiteindelijk ontstane vertraging en zal hiermee bij het opleggen van een maatregel rekening houden.

6. MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en gelet op het feit dat klager door zijn contact met de rechtbank op de hoogte was van de uitstelverzoeken en desondanks geen enkele actie heeft ondernomen, zodat eventueel door hem ten gevolge van de vertraging geleden nadeel evenzeer door zijn eigen toedoen is ontstaan, acht de raad het voldoende te volstaan met een gegrondverklaring van de klacht en zal worden afgezien van de oplegging van een maatregel.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel aan verweerster.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl