ECLI:NL:TADRSGR:2015:180 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4617/14.202

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:180
Datum uitspraak: 18-05-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): R. 4617/14.202
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Van onzorgvuldig handelen door verweerder zoals gesteld is de raad niet gebleken. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 1 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 10 september 2014 met kenmerk K117 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 10 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 7 oktober 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 oktober 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 22 oktober 2014, door de raad ontvangen op 22 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zicht tot verweerder gewend wegens twee kwesties.

2.3 De eerste kwestie betrof een verhuiskostenvergoeding/schadevergoeding te verhalen op de voormalig verhuurder van klager door een gedwongen verhuizing wegens overlast.

2.4 Bij e-mailbericht van 21 januari 2014 heeft verweerder klager hierover negatief geadviseerd.

2.5 In de tweede kwestie heeft verweerder klager bijgestaan met betrekking tot een conflict met de woningbouwvereniging wegens gebreken aan zijn woning.

2.6 De Rechtbank Rotterdam heeft in deze kwestie op 14 februari 2014 vonnis gewezen. In deze kwestie had de Geschillencommissie Huursector reeds uitspraak gedaan, reden waarom de rechtbank een gedeelte van klagers vorderingen heeft afgewezen.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niet voortvarend te werk is gegaan in de zaak met betrekking tot de verhuiskostenvergoeding, althans niets voor klager heeft gedaan;

b) in de tweede zaak een processtuk heeft opgesteld en verstuurd aan de rechtbank zonder overleg met klager alsmede dat hij heeft nagelaten de rechtbank te verzoeken een comparitie te gelasten en heeft nagelaten door klager aangeleverde bewijsstukken in de procedure over te leggen.

Voorts vermoedt klager dat verweerder met de advocaat van de wederpartij onderling overleg heeft gevoerd zonder klager daarover te informeren.

3.2 Door klager zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, L.Ph.J. baron van Utenhove en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.