ECLI:NL:TADRSGR:2015:147 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4544/14.129

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:147
Datum uitspraak: 15-06-2015
Datum publicatie: 24-07-2015
Zaaknummer(s): R.4544/14.129
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter. Het verzet is ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 juni 2014 met kenmerk K071 2014, door de raad ontvangen op 5 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 18 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 juni 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 2 juli 2014, door de raad ontvangen op 2 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 juli 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerder behartigt de belangen van de gemeente Leiden in verband met twee verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur die door de cliënt van klager en door klager op 11 januari 2014 respectievelijk 3 februari 2014 bij die gemeente zijn ingediend.

2.3 Bij brief van 11 maart 2014 heeft verweerder namens de gemeente klager aansprakelijk gesteld en aan klager de mogelijkheid geboden de verzoeken en het tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek van 11 januari 2014 gerichte bezwaarschrift in te trekken en te verklaren dat hij zich zal onthouden van het indienen van nieuwe verzoeken die slechts ten doel hebben proceskosten en/of dwangsommen te kunnen incasseren en derhalve zijn aan te merken als misbruik van recht.

2.4 Bij brief van 12 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, omdat hij heeft gedreigd namens de gemeente Leiden een procedure te entameren indien zijn cliënt niet over zouden gaan tot intrekking van het Wob-verzoek en het ingediende bezwaarschrift.

3.2 In het verzet wijst klager erop dat verweerder een evident kansloze procedure is gestart en dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne. 

Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel

4.4 Het verzet is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.