ECLI:NL:TADRSGR:2015:140 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4662/14.247

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:140
Datum uitspraak: 18-05-2015
Datum publicatie: 24-07-2015
Zaaknummer(s): R. 4662/14.247
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. De raad onderschrijft de beoordeling van de voorzitter. Het verzet is ongegrond

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 november 2014 met kenmerk K172 2014, door de raad ontvangen op 12 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 11 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klachtonderdelen a en c kennelijk ongegrond verklaard en het klachtonderdeel b kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 12 december 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 20 december 2014, door de raad ontvangen op 24 december 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 maart 2015 in aanwezigheid van klager met T. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 december 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Verweerder behartigt de belangen van klagers wederpartij in een sedert 2007 lopend geschil.

2.3 De Rechtbank Rotterdam heeft op 16 mei 2011 een kortgedingvonnis gewezen. In dit geschil, waarbij de vorderingen van de wederpartij van klager grotendeels zijn toegewezen, is klager veroordeeld in de proceskosten en is de reconventionele vordering van klager afgewezen.

2.4 Bij memorie van antwoord na tussenarrest van 11 maart 2014 heeft verweerder, voor zover hier relevant, geschreven:

“…

Daar komt nog bij dat kortgeleden nog eens tweemaal is gebleken dat klager (red.) gewoonweg een leugenaar is.

…”

2.5 Ook heeft verweerder in de betreffende memorie van antwoord na tussenarrest gesteld dat klager de declaratie heeft betaald van een adviesbespreking ten kantore van S. Accountants.

2.6 Bij brief van 20 juni 2014 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a) klager in een procedure bij het gerechtshof Den Haag in een memorie van antwoord na tussenarrest heeft uitgemaakt voor leugenaar en/of klager ten onrechte heeft beschuldigd van het opzettelijk debiteren van leugens, hetgeen klager onnodig grievend acht;

b) gepoogd heeft zich zonder geldige titel een door klager op zijn derdenrekening gestort bedrag van € 30.000,00 toe te eigenen;

c) in de eerder vermelde memorie van antwoord ten onrechte heeft gesteld dat klager de declaratie heeft betaald van de accountant met wie hij en klager een gesprek hebben gehad met betrekking tot de koopovereenkomst, die het onderwerp vormt van het geschil tussen partijen.

3.2 De gronden van het verzet zijn feitelijk een herhaling van hetgeen in de procedure bij de deken naar voren is gebracht.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.3 De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.

Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

4.4 Het verzet is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.G. Colombijn-Broersma, mr. R. de Haan en mr. J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het ressort Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.