ECLI:NL:TADRSGR:2015:136 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4793/15.103

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:136
Datum uitspraak: 24-06-2015
Datum publicatie: 24-07-2015
Zaaknummer(s): R. 4793/15.103
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht kennelijk niet-ontvankelijk in verband met tijdsverloop tussen de gedragingen van verweerder en het indienen van de klacht.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 22 mei 2015 met kenmerk R 2015/49 cij, door de raad ontvangen op 26 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft eerder in juni 2011 en in februari 2013 een klacht ingediend tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken.

1.3 De voorzitter van de Raad van Discipline heeft deze klachten als kennelijk ongegrond afgewezen.

1.4 Het door klager ingestelde verzet in de eerste zaak is door de Raad van Discipline ongegrond bevonden.

1.5 Klagers nieuwe klacht heeft betrekking op hetzelfde feitencomplex. Klager heeft mr. M. frauduleuze handelingen verweten in verband met het bedrag van € 72.500,-- dat op zijn derdengeldenrekening is gestort.

1.6 Klager meende dat dat bedrag onder de notaris gestort had moeten worden.

1.7 Tegen verweerder heeft klager vervolgens geklaagd omdat deze, hoewel stelselmatig door klager daarom was gevraagd, weigerde in te grijpen in de handelwijze van mr. M.

1.8 Bij e-mail van 26 september 2014 heeft klager zich bij de voorzitter van de Raad van Discipline beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder zijn weigering in te grijpen, alsmede verwaarlozing van het dekenaat, wanprestatie en onrechtmatige daad. Klager heeft de klacht als volgt toegelicht. Verweerder heeft de klacht, het geldelijk beroven van zijn klant door mr. M. en hem met onnodige kosten op te zadelen, niet behandeld. Voorts heeft verweerder geen enkele actie ondernomen na klagers klachten over mr. M. Verweerder heeft geen enkele actie ondernomen toen klager hem er op wees, dat de klant van mr. M. werd beroofd van een bedrag van € 22.000,00. Klager heeft verweerder gewaarschuwd voor een dagvaarding van mr. M. En verweerder heeft mr. M. gefaciliteerd om willens en wetens, moedwillig een fout standpunt in te nemen met betrekking tot de terminologie verdelen. Het appartementsrecht was al verdeeld in 1986. Klager verwijt verweerder voorts grove nalatigheid, omdat onder zijn verantwoordelijkheid mr. M. twee jaar lang een zaak heeft weten te rekken en er als zodanig 100 uur voor te declareren. Voorts verwijt klager verweerder samenspanning en dat hij dit faciliteert en stimuleert.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat klager zich in de dagvaarding, die kennelijk als klaagschrift moet worden opgevat, richt tot de Nederlandse Orde van Advocaten, waarbij hij als belanghebbende wordt genoemd. Verweerder meent dat klager, voor zover zijn klacht zich richt tot een rechtspersoon, niet in zijn klacht kan worden ontvangen.

3.2 De diverse klachtonderdelen zien grotendeels op één enkel verwijt, namelijk dat verweerder zijn dekenaat zou hebben verwaarloosd.

3.3 Verweerder heeft gesteld dat het geschil tussen klager en mr. M. reeds in september 2009 aan hem kenbaar is gemaakt door diverse klachten in te dienen tegen mr. M. Verweerder heeft deze klachten in behandeling genomen. Nu klager eerst eind september 2014 een klacht indient tegen verweerder, vraagt verweerder zich af of klager vanwege een tijdsverloop van vijf jaar nog kan worden ontvangen in zijn klacht. In de klacht verwijst klager slechts naar een tweetal dagvaardingen die niet als productie zijn genummerd, noch zijn aangehecht. Verweerder meent dat klager de betreffende klachtonderdelen niet heeft uitgewerkt en al helemaal niet heeft onderbouwd.

3.4 Voor wat betreft klagers verwijten dat verweerder mr. M. niet tot de orde heeft geroepen, c.q. in bescherming heeft genomen, geeft verweerder aan dat hij in zijn hoedanigheid van deken de door klager ingediende klachten tegen mr. M. in alle gevallen in overeenstemming met de voorschriften van de Advocatenwet in behandeling heeft genomen en heeft onderzocht.

3.5 Verweerder heeft gesteld dat de klacht ziet op zijn handelwijze in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken. Verweerder is van mening dat hij klagers signalen op een behoorlijke en adequate wijze in behandeling heeft genomen. Dat klager zich in zijn aanpak, die binnen de grenzen van de beleidsvrijheid van de deken vallen, niet kan vinden, maakt dit niet anders. Verweerder heeft aangegeven dat hem met betrekking tot de invulling van zijn dekenaat, in het bijzonder ten aanzien van het tussen klager en mr. M. gerezen geschil, geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder meent dat de door klager gemaakte verwijten niet tot invulling van de maatstaf dat hij in zijn hoedanigheid van deken het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad, kunnen leiden. Klager heeft dit ook niet nader onderbouwd.

3.6 Verweerder meent dat de verwijten die zien op “wanprestatie” en “onrechtmatige daad” kunnen buiten beschouwing blijven. Tussen klager en verweerder bestaat geen contractuele relatie en overigens is de Raad van Discipline niet bevoegd kennis te nemen van civielrechtelijk vorderingen.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds.

4.3 In het algemeen geldt – volgens de jurisprudentie van het Hof van Discipline – dat als een klacht bij de deken is binnengekomen binnen een termijn van drie jaren nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan en de klager kennis heeft gekregen van de door hem als klachtwaardig geachte handelwijze dan wel met de consequenties daarvan bekend is geworden, de redelijke termijn niet geschonden wordt geacht. Na drie jaren gaat het belang van de advocaat bij toepassing van het beginsel van de rechtszekerheid zwaarder wegen.

4.4 Dat past ook in de lijn van het per 1 januari 2015 geldende artikel 46 g Advocatenwet, waarin is bepaald dat een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden, verloopt de termijn voor het indienen van het klaagschrift een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. In het onderhavige geval heeft klager in de periode 2009 – 2012 kennis genomen van de gedragingen van verweerder. Klager heeft geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd waarom hij drie jaar of langer heeft gewacht met het indienen van deze klacht, zodat het beginsel van rechtszekerheid prevaleert en de klacht van verweerder kennelijk niet-ontvankelijk is.

4.5 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat bovendien deels sprake is van een herhaalde klacht. Klager heeft in eerdere klachten reeds tegen verweerder geklaagd omdat verweerder er naar de mening van klager niets aan deed mr. M. te bewegen om juist bepaalde handelingen te verrichten en over een weigering in te grijpen in de handelwijze van mr. M. Voor zover de tuchtrechter reeds over deze klachten heeft geoordeeld zijn deze klachten niet-ontvankelijk.

4.6 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend  voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 juni 2015

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 juni 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.