ECLI:NL:TADRSGR:2015:116 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4600/14.185

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:116
Datum uitspraak: 13-04-2015
Datum publicatie: 10-05-2015
Zaaknummer(s): R. 4600/14.185
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Verweerder heeft de aan hem verstrekte opdracht en de gegeven adviezen niet schriftelijk vastgelegd, zodat de raad niet in staat is om vast te stellen of verweerder beroepsfouten heeft gemaakt. Maatregel enkele waarschuwing wegens het niet vastleggen van de gemaakte afspraken.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 augustus 2014 aan de raad met kenmerk K057 2014, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 februari 2015 van de raad in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder. De gemachtigde van klaagster is mr. E. , advocaat te E. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is begin oktober 2012 door de heer F benaderd met het verzoek hem bij te staan in de mogelijke overname van de aandelen in de besloten vennootschap PC door de heer F. en enkele compagnons.

2.3 Op 2 november 2012 is verweerder bij een bespreking met de verkoper van de aandelen in PC aanwezig geweest bij de Rabobank.

2.4 Verweerder heeft voor zijn bemoeienissen een bedrag van € 5.000,-- ontvangen.

2.5 Eind november 2012 is verweerder opgebeld door twee compagnons van de heer F, de heren G. en R. met de mededeling dat zij de onderhandelingen met de Rabobank hadden voortgezet zonder de heren F en S.

2.6 Aan verweerder werd medegedeeld dat ten behoeve van de overname van PC een besloten vennootschap zou moeten worden opgericht. Voorts is verweerder gevraagd deze vennootschap (klaagster) bij te staan bij de afwikkeling van de overname.

2.7 Verweerder heeft naar aanleiding van een reeds opgestelde concept overeenkomst klaagster geadviseerd.

2.8 Uiteindelijk zijn de aandelen in PC overgedragen en heeft verweerder een bedrag van € 1.500,-- ontvangen voor zijn bemoeienissen.

2.9 Bij brief van 26 februari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. in de zaak diverse beroepsfouten heeft gemaakt;

b. de gedragsregels 4, 8, 9 en 33 heeft overtreden;

c. onvoldoende werd begeleid en onvoldoende ervaren was om de zaak op een juiste wijze te begeleiden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat klaagster hem heeft verzocht haar bij te staan in een mogelijke overname van het bedrijf PC, door hemzelf en enkele compagnons. Verweerder heeft enkele algemene vragen over de werking van het Nederlandse vennootschapsrecht beantwoord en heeft, na een kort onderzoek, zijn cliënte bericht dat PC in een financieel penibele situatie verkeerde. Na verloop van enkele weken werd verweerder gevraagd aanwezig te zijn op 2 november 2012 bij een bespreking met de verkoper van de aandelen in PC. Na afloop van dat gesprek heeft verweerder met zijn cliënte en enkele andere aanwezigen gedineerd en heeft hij aangegeven dat er meerdere redenen waren om de aandelen in PC niet over te nemen, waaronder de financiële situatie alsmede het strafrechtelijk onderzoek dat tegen de directeur van dit bedrijf liep sinds de zomer van 2012, hetgeen toen ook al een feit van algemene bekendheid was. De heer F heeft daarop aangegeven af te zien van investering in of overname van het bedrijf. Verweerder ontving voor zijn bemoeienissen een bedrag van € 5.000,--, waarmee zijn opdracht eindigde.

4.2 Eind november 2012 werd verweerder echter opgebeld door de twee compagnons van de heer F, de heren G en R, met de mededeling dat zij de onderhandelingen met de Rabobank hadden voortgezet zonder de heren F en S. Zij berichtten verweerder dat ten behoeve van de overname van PC een besloten vennootschap zou worden opgericht en hebben verweerder verzocht deze vennootschap (klaagster) bij te staan in de afwikkeling van de overname. De overeenkomst was al in concept opgesteld. Verweerder heeft benadrukt dat zijn rol in deze kwestie zeer beperkt is geweest. Hij heeft geen inhoudelijke adviezen gegeven en werd pas geraadpleegd nadat de onderhandelingen al bijna geëindigd waren. Over de conceptovereenkomst heeft hij op verzoek van zijn cliënte nog een tweetal opmerkingen gemaakt, waarna de onderhandelingen werden afgerond.

4.3 Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster heeft aanbevolen een due dilligence te laten uitvoeren, maar dat vond deze uiteindelijk kennelijk niet noodzakelijk, nu zij alle verkregen informatie al had gecontroleerd. Zij wenste slechts de garantie dat de verkregen informatie correct en volledig was. Om die reden is verweerder verzocht een garantieovereenkomst op te stellen. Dat heeft verweerder ook gedaan. Uiteindelijk zijn de aandelen overgedragen en heeft verweerder een bedrag van € 1.500,-- ontvangen voor zijn  bemoeienissen. Daarna heeft verweerder nog twee keer werkzaamheden voor klaagster verricht, maar die hebben niets met de klacht te maken.

4.4 Verweerder heeft erkend dat hij niet alle afspraken die hij met klaagster heeft gemaakt heeft vastgelegd, hetgeen ook zijn oorzaak vindt in het feit dat hij op één dag vaak meerdere malen contact had met klaagster en dat telefoongesprekken in het Perzisch werden gevoerd, welke taal verweerder wel spreekt maar niet schrijft, waardoor de correspondentie beperkt is gebleven. Naar verweerders mening spreken de feiten voor zich. Hij heeft echter wel van de klacht geleerd en neemt zich voor in de toekomst vaker over te zullen gaan tot het schriftelijk vastleggen van de inhoud van gesprekken of adviezen. Dat zijn rol bij de overname  zeer beperkt was, blijkt naar zijn mening wel uit het feit dat hij slechts een honorarium ontving van € 1.500,-- voor zijn werkzaamheden. Ten aanzien van de e-mailberichten die niet correct zouden zijn opgeslagen geeft verweerder te kennen dat goed te achterhalen is wanneer deze zijn verzonden.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen a en c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en advies of gegeven informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. De raad stelt vast dat verweerder de aan hem verleende opdracht en de gegeven adviezen niet schriftelijk heeft vastgelegd en dat ook overigens niet door verweerder hetgeen hij omtrent zijn opdracht en rol voor klaagster heeft gesteld, is aangetoond. De raad is derhalve niet in staat om vast te stellen of verweerder beroepsfouten heeft gemaakt, omdat niet vast staat wat de opdracht van verweerder was noch welke adviezen hij aan klaagster heeft gegeven. Evenmin kan worden vastgesteld of verweerder – gelet op zijn ervaring – onvoldoende zou zijn begeleid dan wel onvoldoende ervaren was om deze zaak te begeleiden. Wel stelt de raad vast dat verweerder zich ten aanzien van zijn cliënte te lijdelijk en weinig proactief heeft opgesteld. Dit is echter geen onderdeel van de klacht. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Gedragsregel 4

Ook ten aanzien van de gestelde overtreding van deze gedragsregel geldt dat de raad op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet in staat is om vast te stellen of verweerder de hem opgedragen zaak zorgvuldig heeft behandeld nu niet kan worden vastgesteld wat hem was opgedragen.

Gedragsregel 8

De raad is van oordeel dat verweerder gedragsregel 8 heeft geschonden door na te laten belangrijke informatie en afspraken met zijn cliënte schriftelijk te bevestigen. Door dit nalaten is de raad ook niet in staat om een gedeelte van de klacht van klaagster te beoordelen.  Nu onduidelijk is wat de exacte opdracht was die aan verweerder is verstrekt, omdat verweerder heeft nagelaten deze opdracht vast te leggen, kan de raad de omvang van de opdracht niet vaststellen en in het verlengde daarvan evenmin de kwaliteit van de gegeven adviezen. De aanwezige opdrachtbevestiging is zo summier dat niet kan worden vastgesteld welke werkzaamheden door verweerder zouden worden verricht. 

Gedragsregel 9.

Gedragsregel 9 bepaalt dat de advocaat volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak draagt. Klaagster beroept zich op schending van deze gedragsregel in het kader van het feit dat verweerder stelt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor beslissingen die klaagster zou hebben genomen zonder hierover advies te vragen aan verweerder. Nu verweerder de omvang van de opdracht niet goed heeft vastgelegd, kan niet worden vastgesteld wat wel en wat niet onder de opdracht viel. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dient een advocaat zijn cliënt schriftelijk belangrijke informatie, feiten en afspraken schriftelijk te bevestigen. Vaststaat dat verweerder klager niet schriftelijk heeft geïnformeerd over de gegeven adviezen en de omvang van de opdracht. De gevolgen daarvan komen voor risico van verweerder, zodat vastgesteld kan worden dat verweerder gedragsregel 9 heeft geschonden.

Gedragsregel 33.

Ten slotte verwijt klaagster verweerder dat hij gedragsregel 33 heeft overtreden. Deze gedragsregel bepaalt dat een advocaat er voor moet zorgen dat de organisatie van zijn kantoor in overeenstemming is met de eisen van een goede praktijkuitoefening. Dit klachtonderdeel doelt op de stelling dat verweerder een aantal e-mailberichten niet op de juiste wijze zou hebben opgeslagen waardoor niet goed is te achterhalen wanneer deze berichten zijn verzonden of ontvangen. De raad is van oordeel dat er meer voor nodig is om aan te tonen dat sprake is dat een kantoororganisatie niet voldoet aan de kwaliteitseis die daaraan wordt gesteld dan het enkel stellen dat e-mailberichten niet op de juiste wijze zijn opgeslagen. Dat het dossier van verweerder onvolledig is omdat bepaalde informatie niet schriftelijk is vastgelegd is reeds besproken ter zake de overtreding van gedragsregel 8. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 Gelet op het vorenstaande zal de raad de klachtonderdelen a en c geheel, en klachtonderdeel b gedeeltelijk, ongegrond verklaren en klachtonderdeel b gedeeltelijk gegrond verklaren, onder nader te noemen aan verweerder op te leggen maatregel.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klachtonderdelen a en c ongegrond en klachtonderdeel b ongegrond voor zover dit klachtonderdeel ziet op overtreding van de gedragsregels 4 en 8 en verklaart klachtonderdeel b gegrond voor zover dit ziet op overtreding door verweerder van de gedragsregels 9 en 33 en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl