ECLI:NL:TADRSGR:2015:104 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4480/14.66

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:104
Datum uitspraak: 26-01-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4480/14.66
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klagers hebben geen rechtstreeks belang met hun klacht. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 maart 2014 met kenmerk R 2014/29 edl, door de raad ontvangen op 12 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 april 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 15 april 2014, door de raad ontvangen op 22 april 2014, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 november 2014 in aanwezigheid van klagers, verweerder en diens gemachtigde mr. L. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Na het overlijden van de vader van klaagster zijn er problemen gerezen omtrent de afwikkeling van zijn nalatenschap.

2.3 Sinds 2011 zijn er geschillen over de verkoop van onroerende zaken van de erfgename, de moeder van klaagster. De moeder van klaagster wordt, mede in het kader van de verkoop van de onroerende zaken, bijgestaan door verweerder.

2.4 De koper van de onroerende zaken is de heer E.

2.5 Klagers hebben reeds eerder een klacht tegen verweerder ingediend inzake het onderhavige feitencomplex.

2.6 De Raad van Discipline heeft deze klacht op 10 september 2013 ongegrond verklaard.

2.7 Het Hof van Discipline heeft deze beslissing op 10 februari 2014 bekrachtigd.

2.8 Bij brief met bijlagen van 9 december 2013 hebben klagers zich bij de deken opnieuw beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder niet alleen de belangen van zijn cliënte, de moeder van klaagster, behartigt, maar tevens de belangen van de heer E., een vriend/kennis van verweerder. Als gevolg hiervan menen klagers dat er sprake is van een belangenverstrengeling.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klagers geen rechtstreeks belang hebben bij hun klacht.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de  voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.