ECLI:NL:TADRSGR:2015:101 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4697/15.7

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2015:101
Datum uitspraak: 21-01-2015
Datum publicatie: 01-04-2015
Zaaknummer(s): R. 4697/15.7
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van client jegens advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Uit de urenstaten van verweerster kan worden afgeleid dat verweerster in de periode van juli 2013 tot en met juli 2014 iedere maand verscheidene werkzaamheden voor klager heeft verricht. In het algemeen heeft zij daarbij binnen een redelijk korte termijn gereageerd richting klager, dan wel de wederpartij. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij voor het mogelijk ondernemen van nadere stappen (mede) afhankelijk was van een reactie van de wederpartij. De regie van de termijn waarbinnen een wederpartij reageert, is niet aan verweerster. Het aandringen op een reactie kan een averechts effect hebben. Een beslissing op dit punt valt onder de vrijheid van de advocaat. Klager heeft geweigerd aan verweerder toestemming te geven voor het aanvragen van extra uren bij de Raad voor Rechtsbijstand. Om die reden, maar ook vanwege het nog langer ontbreken van vertrouwen, heeft verweerster haar werkzaamheden voor klager gestaakt. Nu klager zijn toestemming heeft geweigerd, kon verweerster niet anders dan haar werkzaamheden staken. Het weigeren van deze toestemming berustte immers op onterechte gronden. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat zij werkzaamheden verricht waarvoor geen vergoeding wordt betaald.   Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 6 januari 2015 met kenmerk K234 2014, door de raad ontvangen op 8 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klager in de periode van juli 2013 tot en met juli 2014 bijgestaan bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader.

1.3 Bij brief van 27 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend bij de klachtenadministratie van het kantoor van verweerster.

1.4 Per e-mail/brief van 1 augustus 2014 is aan klager medegedeeld dat zijn klacht is afgewezen.

1.5 Bij brief van 2 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a) klagers zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld;

b) weinig initiatief heeft getoond aangaande klagers zaak. Klager diende verweerster steeds aan te sporen actie te ondernemen;

c) verzuimd heeft twee door klager goedgekeurde conceptbrieven aan de wederpartij te sturen;

d) geen acht heeft geslagen op een e-mail van 1 september 2014 van de heer S.

e) geen werkzaamheden meer voor klager kan verrichten, omdat het aantal te besteden uren voor de toevoeging is overschreden. Verweerster heeft klager  toestemming gevraagd voor het aanvragen van extra uren, maar klager ziet niet in waarom, nu verweerster zijn zaak niet voortvarend heeft behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met d

3.2 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met d gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 van de Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

3.3 Uit de urenstaten van verweerster kan worden afgeleid dat verweerster in de periode van juli 2013 tot en met juli 2014 iedere maand verscheidene werkzaamheden voor klager heeft verricht. In het algemeen heeft zij daarbij binnen een redelijk korte termijn gereageerd richting klager, dan wel de wederpartij. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij voor het mogelijk ondernemen van nadere stappen (mede) afhankelijk was van een reactie van de wederpartij. De regie van de termijn waarbinnen een wederpartij reageert, is niet aan verweerster. Het aandringen op een reactie kan een averechts effect hebben. Een beslissing op dit punt valt onder bovenomschreven vrijheid van de advocaat.

Verweerster heeft erkend dat zij de e-mail van de heer S. van 1 september 2014 heeft ontvangen, maar dat zij hier geen acht op heeft geslagen. Hoewel het op de weg van verweerster had gelegen te reageren op de e-mail dan wel de e-mail naar klager door te sturen, ziet de voorzitter niet in op welke manier klager hierdoor in zijn belangen is geschaad. Dit laatste geldt ook ten aanzien van de twee goedgekeurde doch niet verzonden brieven.

3.4 Alle omstandigheden overwegende is de voorzitter van oordeel dat klager niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat verweerster zijn zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld. Daar komt bij dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een procedure. Dat verweerster de mogelijkheid van een minnelijke regeling heeft onderzocht, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster klager te kennen heeft gegeven dat het niet mogelijk is om op één toevoeging procedures te starten tegen verschillende partijen en dat in dat geval een nieuwe toevoeging aangevraagd dient te worden.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.5 In het Besluit Vergoedingen Rechtsbijstand 2000 is opgenomen welke vergoeding wordt toegekend wegens verleende rechtsbijstand op basis van een toevoeging. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de soort zaak waarin de rechtsbijstand is verleend. Voor bewerkelijke zaken is het mogelijk om extra uren bij de Raad voor Rechtsbijstand aan te vragen. Boven een bepaalde grens wordt de vergoeding dan op urenbasis vastgesteld. Klager heeft erkend dat hij zijn toestemming voor het aanvragen van extra uren heeft geweigerd. Om die reden, maar ook vanwege het nog langer ontbreken van vertrouwen, heeft verweerster haar werkzaamheden voor klager gestaakt. Nu klager zijn toestemming heeft geweigerd, kon verweerster niet anders dan haar werkzaamheden staken. Verwijzend naar het vorenoverwogene berustte het weigeren van deze toestemming immers op onterechte gronden. Van een advocaat kan niet worden verwacht dat zij werkzaamheden verricht waarvoor geen vergoeding wordt betaald.

3.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachtonderdelen a tot en met e, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a tot en met e kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 21 januari 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.