ECLI:NL:TADRSGR:2014:94 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4494/14.80

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:94
Datum uitspraak: 24-04-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4494/14.80
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het stond verweerster vrij klagers zaken niet in behandeling te nemen dan wel over te nemen Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna de voorzitter) heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 3 april 2014 met kenmerk R 2014/33, door de raad ontvangen op 4 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in 2012 tot verweerster gewend met het verzoek een zaak, die in behandeling was bij een kantoorgenoot van verweerster, over te nemen. Verweerster heeft klager laten weten, dat zij daartoe niet bereid was nu zij dergelijke zaken (medische aansprakelijkheid) niet behandelt. Verweerster heeft klager wel geadviseerd de problemen met de kantoorgenoot, die klagers zaak behandelde, te bespreken.

1.2 Bij brief van 3 juni 2013 heeft klager zich opnieuw tot verweerster gewend met wederom de vraag of zij hem rechtsbijstand wilde verlenen.

1.3 Verweerster heeft deze brief op 4 juni 2013 schriftelijk beantwoord en aangegeven niet bereid te zijn klager bij te staan. Verweerster heeft klager verzocht niet meer onaangekondigd langs te komen, te bellen en/of correspondentie aan (het kantoor van) verweerster te richten.

1.4 Klager is begin maart 2014 wederom onaangekondigd bij het kantoor van verweerster langsgegaan en heeft gedreigd met een klacht als verweerster hem niet bij zou staan.

1.5 Bij brief van 7 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij als advocaat tekort is geschoten “in de maatschappelijke zin” doordat zij de zaken van klager niet in behandeling wil nemen. Klager wilde de bijstand van verweerster in een bestuurszaak. Verweerster heeft aangegeven daarin niet gespecialiseerd te zijn. Klager is van mening dat verweerster discrimineert en liegt dat zij hem niet kan bijstaan.

3. BEOORDELING

3.1 Vooropgesteld zij dat een advocaat niet gehouden is een zaak in behandeling te nemen. Dat geldt zeker als hij meent dat hij daarvoor onvoldoende is gespecialiseerd of dat in de zaak geen reëel resultaat te behalen valt.

3.2 Op basis van de stukken kan de juistheid van de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Het stond verweerster vrij klagers zaken niet in behandeling te nemen dan wel over te nemen. Verweerster heeft dit ook gemotiveerd aan klager laten weten.

 3.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 24 april 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.