ECLI:NL:TADRSGR:2014:9 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4292/13.199
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2014:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-03-2014 |
Datum publicatie: | 25-03-2014 |
Zaaknummer(s): | R. 4292/13.199 |
Onderwerp: | Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht betreffende intrekking van een hoger beroep in 2009 zonder toestemming van klager. Feiten bekend geworden eind 2011. De klacht is ingediend maart 2013. Voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond. |
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 19 september 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Per telefax van 2 oktober 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Bij brief van 30 december 2013 heeft klager stukken in het geding gebracht.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnota overgelegd.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij zonder klagers opdracht en/of instemming bij brief van 24 december 2009 aan de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep van klager tegen een beslissing van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 28 oktober 2009, in een procedure tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, heeft ingetrokken en klager niet op de hoogte heeft gesteld van die intrekking. Klager heeft gesteld dat er geen gegronde reden was het hoger beroep in te trekken en dat hij pas op 11 oktober 2011 op de hoogte was van het ingetrokken beroep.
3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaar tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Klager heeft verwezen naar een vonnis van de Rechtbank
’s-Gravenhage van 28 september 2011, waardoor hij kennis heeft genomen van de intrekking van het hoger beroep.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Klager heeft geen gronden aangedragen die kunnen meebrengen dat het lange tijdsverloop tussen de kennisneming van het rechtbankvonnis van 28 september 2011 en het tijdstip van indienen van de klacht verschoonbaar is. De raad verenigt zich dan ook met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.