ECLI:NL:TADRSGR:2014:83 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4231/13.138

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:83
Datum uitspraak: 03-03-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4231/13.138
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht tegen deken. Raad verenigt zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter dat niet kan worden vastgesteld dat de deken met zijn handelwijze in het onderzoek naar een tegen (thans) klager ingediende klacht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De constatering van de deken dat hij niet in staat is een onderzoek naar de klacht tegen (thans) klager uit te voeren en zijn keuze om de klacht rechtstreeks aan de raad te zenden, valt binnen de beleidsvrijheid van de deken. Verzet ongegrond. 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 juni 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/78 edl, door de raad ontvangen op 20 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 8 juli 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 juli 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij faxbrief van 13 juli 2013, door de raad ontvangen op 13 juli 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 6 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd vergezeld van zijn gemachtigde mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat anders dan de plaatsvervangend voorzitter meent, het optreden van verweerder wel degelijk en in hoge mate klachtwaardig is en het vertrouwen in de advocatuur aantast.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 e.v. van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 maart 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.