ECLI:NL:TADRSGR:2014:62 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4470/14.56

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:62
Datum uitspraak: 25-03-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4470/14.56
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Uit de stukken volgt dat verweerster uitsluitend in de correspondentie met de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van informatie die klaagster zelf aan de cliënte van verweerster heeft verzonden. Klaagster heeft in dat kader geen beroep op geheimhouding gedaan. De cliënte van verweerster heeft deze stukken aan verweerster ter beschikking gesteld, zodat verweerster niet kan worden verweten dat zij deze stukken op onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.  Op basis van het gemotiveerde verweer van verweerster kunnen de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Klaagster heeft haar standpunt ook niet nader onderbouwd, zodat hieraan voorbij moet worden gegaan. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de beslissing van het Hof van Discipline d.d. 28 februari 2014 waarmee bovenstaande klacht naar de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage is verwezen alsmede van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in Noord-Holland van 19 december 2013 met kenmerk rm/np-md/13-264 aan het Hof van Discipline, door de raad ontvangen op 3 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster is als jeugdarts meer dan 16 jaar werkzaam bij Jeugdgezondheidszorg K. , hierna “JGZ”.

1.2 Door het UWV is vastgesteld dat klaagster arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van een aandoening in de wervelkolom.

1.3 Nadat aan klaagster een IVA-uitkering is toegekend, heeft JGZ aan klaagster geschreven dat aan de arbeidsovereenkomst een einde zou kunnen komen en is klaagster uitgenodigd tot het voeren van overleg.

1.4 Klaagster heeft gesteld dat JGZ (mede) debet is aan haar arbeidsongeschiktheid wegens het laten voortduren van chronische overbelasting met te zware rug belastende activiteiten, waarvoor klaagster JGZ aansprakelijk heeft gesteld.

1.5 Klaagster heeft een voorstel aan JGZ gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst tegen betaling van een vergoeding van € 150.000,00.

1.6 Verweerster heeft vervolgens de belangen van JGZ behartigd en klaagster op 18 juni 2013 een e-mail bericht gezonden. In dit e-mail bericht verwijst verweerster naar een brief van de 15 juli 2011 van de revalidatiearts betreffende een terugkoppeling van zijn bevindingen.

1.7 Bij e-mail bericht van 20 juni 2013 heeft verweerster aan de gemachtigde van klaagster doen toekomen een e-mail bericht van klaagster van 2 augustus 2011 aan JGZ met als bijlage de brief van 15 juli 2011 van de revalidatiearts.

1.8 Bij brief van 4 juli 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a.    onrechtmatig verkregen informatie, waaronder medische informatie, over klaagster, in klaagsters nadeel heeft gebruikt als gevolg waarvan de belangen van klaagster onevenredig worden geschaad;

 b.  in haar brief van 20 september 2013 aan klaagster schrijft, dat JGZ geen financiële regeling met klaagster zal treffen onder druk van klachtprocedures en dreigementen om de pers te zoeken.

3. DE BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Uit de stukken volgt dat verweerster uitsluitend in de correspondentie met de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van informatie die klaagster zelf aan de cliënte van verweerster heeft verzonden. Klaagster heeft in dat kader geen beroep op geheimhouding gedaan. De cliënte van verweerster heeft deze stukken aan verweerster ter beschikking gesteld, zodat verweerster niet kan worden verweten dat zij deze stukken op onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.  Op basis van het gemotiveerde verweer van verweerster kunnen de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Klaagster heeft haar standpunt ook niet nader onderbouwd, zodat hieraan voorbij moet worden gegaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Het stond verweerster als advocaat van de wederpartij vrij in haar brief van 20 september 2013 een feitelijke constatering te doen en het standpunt van haar cliënte weer te geven.

3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 25 maart 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.