ECLI:NL:TADRSGR:2014:54 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4164/13.71

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:54
Datum uitspraak: 07-04-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4164/13.71
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzet is ongegrond nu er geen gronden voor het verzet zijn aangevoerd doch slechts door klaagster is verwezen naar de stukken.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 29 maart 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/49 cij, door de raad ontvangen op 3 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 april 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 april 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij e-mail van 10 mei 2013, door de raad ontvangen op 10 mei 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 3 februari 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft in 2011 de belangen behartigd van klaagster.

2.3 Verweerster heeft de behandeling van klaagsters zaak overgenomen van mr. M. en heeft de aan klaagster verleende toevoeging laten muteren en op haar naam laten stellen.

2.4 Verweerster heeft klaagster bij brieven van 25 juli en 25 augustus 2011 haar (aanvullende) bevindingen over de zaak gegeven. Verweerster heeft klaagster vervolgens laten weten de belangen van klaagster niet verder te willen behartigen.

2.5 In augustus 2011 is klaagster naar een andere advocaat gegaan. Deze heeft de zaak niet in behandeling genomen.

2.6 Verweerster heeft vervolgens de toevoeging gedeclareerd.

2.7 Bij brief van 3 december 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerster in het bijzonder dat zij:

a. haar bevindingen bij brief van 25 augustus 2011 aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft gestuurd; dit was echter niet de bedoeling; verweerster had de brief van 25 juli 2011 met de daarin door verweerster gedane bevindingen aan de opvolgend advocaat moeten zenden;

b. de gemuteerde toevoeging heeft gedeclareerd voor advies, terwijl het een procedure tegen de Sociale Dienst betrof; de bevindingen van verweerster waren geen adviezen; verweerster heeft de toevoeging gedeclareerd, terwijl zij wist dat klaagster verder zou zoeken naar een andere advocaat; klaagster wordt door deze gang van zaken geconfronteerd met het feit dat advocaten die klaagster willen bijstaan eerst een ondoenlijke barrière moeten overbruggen om de toevoeging te heropenen; klaagster is van mening dat verweerster onverantwoordelijk heeft gehandeld, waardoor klaagster nu wordt gedupeerd; ten slotte verwijt klaagster verweerster dat zij heeft nagelaten klaagster in kennis te stellen van het feit dat de toevoeging was verleend met toekenning van 8 punten.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Klaagster stelt dat zij het niet eens is met de feiten zoals deze zijn opgenomen in de voorzittersbeslissing alsmede dat geen zuivere weergave is opgenomen van de klacht. Ten slotte heeft klaagster gesteld dat de beoordeling zijn oorsprong vindt in de onjuiste en onzuivere samenvatting van de klacht.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat de door haar gedeclareerde toevoeging geen betrekking had op het al dan niet voeren van een civielrechtelijke procedure. De toevoeging die verweerster heeft gedeclareerd heeft betrekking op een bestuursrechtelijke bezwaarprocedure. De opvolgend advocaat kan een nieuwe toevoeging aanvragen voor het voeren van een civiele procedure dan wel de Raad voor Rechtsbijstand verzoeken de toevoeging te heropenen.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft klaagster ter gelegenheid van de zitting in de gelegenheid gesteld haar gronden voor het verzet nader uiteen te zetten nu in het verzetschrift van 10 mei 2013 de gronden van het verzet niet nader zijn geconcretiseerd. Klaagster heeft ter zake verwezen naar de stukken en haar verzet niet nader geconcretiseerd.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6. BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.