ECLI:NL:TADRSGR:2014:51 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4167/13.74

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:51
Datum uitspraak: 07-04-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4167/13.74
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzet is ongegrond. Voor zover het verzet ziet op het ontbreken van een gedeelte van de nummering in de voorzittersbeslissing is duidelijk dat sprake is van een fout in de nummering, maar dat er niet inhoudelijk een (onderdeel van) de beoordeling ontbreekt.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 9 april 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K086 2012/2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 9 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 april 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 april 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij e-mail van 10 mei 2013, door de raad ontvangen op 10 mei 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 3 februari 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en namens verweerster is als gemachtigde de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij brief van 8 november 2012 heeft klaagster verweerster verzocht een advocaat aan te wijzen voor het geschil van klaagster met de Sociale Dienst.

2.3 Verweerster heeft naar aanleiding van het verzoek van klaagster gevraagd om de visie en bevindingen van haar voormalige advocaat. Klaagster heeft dit geweigerd.

2.4 Bij brief van 22 november 2012 heeft verweerster het verzoek om een advocaat aan te wijzen afgewezen.

2.5 Klaagster heeft beklag gedaan tegen deze beslissing bij het Hof van Discipline.

2.6 Bij brief van 30 november 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerster in het bijzonder :

a. de wijze waarop zij het verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex art. 13 Advocatenwet heeft verwoord, behandeld en beoordeeld;

b. dat zij onjuistheden heeft geponeerd, klaagsters verzoek heeft verdraaid, gepoogd heeft klaagster op een dwaalspoor te brengen en dat zij is voorbijgegaan aan de inhoud en kern van klaagsters verzoek en er een zodanige draai aan heeft gegeven dat zij het verzoek kon afwijzen.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Klaagster heeft gesteld dat zij in deze klachtzaak niet aan de orde heeft gesteld de afwijzing van het verzoek ex art. 13 Advocatenwet en dat de nummers 3.4 en 3.5 in de voorzittersbeslissing ontbreken.

4 HET VERWEER

4.1 Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij het verzoek van klaagster ex artikel 13 Advocatenwet heeft afgewezen. Verweerster heeft de verwijten van klaagster betwist en gesteld dat voor klaagster de weg van beklag bij het Hof van Discipline open staat.

5. DE BEOORDELING

5.1 Ter zitting is namens verweerster verschenen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Nu de Advocatenwet niet voorschrijft dat klager dan wel verweerster in persoon dienen te verschijnen mocht verweerster zich ter zitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Voor zover klaagster als grond voor verzet heeft aangevoerd dat zij niet heeft willen klagen over de wijze waarop het verzoek tot aanwijzing van een advocaat ex art. 13 Advocatenwet door verweerster is verwoord, behandeld en beoordeeld heeft klaagster geen belang bij haar verzet. Ten aanzien van het verzet voor zover het ziet op het ontbreken van de nummering 3.4 en 3.5 in de voorzittersbeslissing is duidelijk dat sprake is van een fout in de nummering maar dat er niet inhoudelijk een (onderdeel van de) beoordeling ontbreekt.

 5.2 Gelet op het vorenstaande, de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Door klaagster  zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6. BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.