ECLI:NL:TADRSGR:2014:50 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4487/14.73

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:50
Datum uitspraak: 08-04-2014
Datum publicatie: 11-05-2014
Zaaknummer(s): R. 4487/14.73
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht voormalig client ten aanzien van (onder andere) het verstrekken van het dossier. Verweerster heeft gesteld dat klager in eerste aanleg van zijn voormalige advocaat een kopie van het dossier heeft gekregen. Ook heeft zij alle stukken die zij in klagers zaak heeft ontvangen in kopie aan hem doorgezonden. Vervolgens heeft verweerster het dossier in verband met de cassatie overgedragen aan de cassatie advocaat. Na de cassatie heeft verweerster klager verwezen naar mr. P. voor een herziening. Mr. P. wilde van verweerster het dossier ontvangen. Deze had dit niet omdat ze het had afgestaan aan de cassatie advocaat. Deze stelde echter het dossier nimmer te hebben ontvangen. Verweerster heeft vervolgens een kopie van het dossier ontvangen van het Gerechtshof en aan mr. P. doen toekomen. Klager heeft derhalve geen belang bij dit klachtonderdeel. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 24 maart 2014 met kenmerk K385 2013 bm/ak, door de raad ontvangen op 26 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Verweerster heeft in een strafrechtelijke procedure de zaak van klager in hoger beroep behandeld.

1.2 Bij brief van 11 november 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat:

a. zij tot twee keer toe klager niet van een geplande zitting op de hoogte heeft gebracht en dat hij hierdoor zich niet heeft kunnen voorbereiden op die zitting;

b. zij na herhaaldelijk verzoek, weigert een kopie van het dossier aan klager te verstrekken;

 c. zij het dossier van klager kwijt is;

d. ondanks dat klager € 200,-- huur voor een container heeft betaald voor opslag van zijn goederen, deze zijn vernietigd. Klager wenst deze kosten te verhalen op verweerster;

e. zij nimmer bereikbaar was en niet heeft gereageerd op terugbelverzoeken;

f. zij nimmer bij klager op bezoek is geweest, waardoor hij zich niet heeft kunnen voorbereiden. Verweerster kwam pas na de zitting bij klager langs.

3 BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a, e en f

3.1 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij en klager op de inhoudelijke behandeling ter zitting bij het Gerechtshof zijn verschenen. Verweerster heeft het vermoeden geuit, dat klager ter zake doelt op de pro forma zittingen bij het Gerechtshof, waarbij klager zelf een oproep van het Gerechtshof ontvangt.

3.2 De standpunten van klager en verweerster omtrent de bereikbaarheid staan haaks op elkaar. Klager heeft zijn standpunt ter zake niet nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerster niet bereikbaar was voor klager. Verweerster heeft gesteld dat zij klager vier maal op met name genoemde data heeft bezocht en dat haar tijdens haar eerste bezoek is gebleken dat klager uitstekend op de hoogte was van de zaak.

3.3.  Klager heeft na de afsluiting van het onderzoek door de deken ter staving van dit klachtonderdeel een bezoeksoverzicht van de penitentiaire inrichting overgelegd. Wat van dat overzicht verder ook zij, daaruit blijkt in ieder geval dat verweerster minstens 2 maal bij klager op bezoek is geweest, zodat de klacht dat verweerster nimmer bij klager op bezoek is geweest reeds daarom feitelijk onjuist is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b en c

3.4 Verweerster heeft gesteld dat klager in eerste aanleg van zijn voormalige advocaat een kopie van het dossier heeft gekregen. Ook heeft zij alle stukken die zij in klagers zaak heeft ontvangen in kopie aan hem doorgezonden. Vervolgens heeft verweerster het dossier in verband met de cassatie overgedragen aan de cassatie advocaat. Na de cassatie heeft verweerster klager verwezen naar mr. P. voor een herziening. Mr. P. wilde van verweerster het dossier ontvangen. Deze had dit niet omdat ze het had afgestaan aan de cassatie advocaat. Deze stelde echter het dossier nimmer te hebben ontvangen. Verweerster heeft vervolgens een kopie van het dossier ontvangen van het Gerechtshof en aan mr. P. doen toekomen. Klager heeft derhalve geen belang bij dit klachtonderdeel.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.5 Verweerster heeft gesteld dat zij enkel als doorgeefluik heeft gefungeerd. Klager had gevraagd of de betaling van de container via verweerster mocht lopen. Verweerster heeft hiermee ingestemd. Dit blijkt ook uit de stukken die zich in het dossier bevinden. Klagers verwijt, dat verweerster geld van klager heeft ontvangen voor werkzaamheden die zij niet heeft uitgevoerd, nu klagers spullen alsnog zijn vernietigd, strookt niet met de feitelijke gang van zaken. Uit het door verweerster overgelegde e-mail bericht van 10 november 2011 blijkt dat verweerster de container namens klager heeft gehuurd en het geld heeft overgemaakt naar het betreffende verhuurbedrijf.

3.6 Voor zover klager stelt schade te hebben geleden door een handelen of nalaten van verweerster, dient klager zich te wenden tot de civiele rechter. De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden.

3.7 Gelet op het voorgaande dient de klacht  ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 april 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.