ECLI:NL:TADRSGR:2014:42 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4213/13.120

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:42
Datum uitspraak: 13-01-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4213/13.120
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten dat de advocaat klaagster niet heeft willen bijstaan in een klachtprocedure tegen een vorige advocaat en dat de advocaat een betaald voorschot in verband met een later verkregen toevoeging niet snel genoeg heeft terugbetaald. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 juni 2013, door de raad ontvangen op 7 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 juni 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 20 juni 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 2 juli 2013, door de raad ontvangen op 4 juli 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Bij brief van 24 oktober 2013 heeft klaagster haar verzet toegelicht en stukken in het geding gebracht.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 november 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. de belangen van klaagster heeft geschaad door niet aanwezig te zijn bij de zitting van de Raad van Discipline van 3 december 2012;

b. te lang heeft gewacht met terugbetaling van (een gedeelte van) het door klaagster aan verweerder betaalde voorschot en geen specificatie van de door verweerder voor klaagster verrichte werkzaamheden heeft toegezonden.

3.3 In het verzet heeft klaagster haar bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klaagster is van mening dat het gevolg van het handelen van verweerder is dat zij geen advocaat had op de dag van de behandeling van de klacht tegen mr. R. Voorts is klaagster van mening dat verweerder ten onrechte een vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand heeft ontvangen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van dit klachtonderdeel, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd brengt de raad niet tot een ander oordeel. De raad verenigt zich ook overigens met de beoordeling van dit klachtonderdeel door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Uit de stukken blijkt dat verweerder zich heeft ingespannen om voortvarend aan klaagster terug te betalen hetgeen hij haar verschuldigd was. Dit betrof eerst het gedeelte van het voorschot dat niet benodigd was voor de voldoening van de declaratie. Vervolgens heeft verweerder, nadat de toevoeging verstrekt was, zich ingespannen om hetgeen hij op grond daarvan aan klaagster verschuldigd was aanstonds aan haar over te maken.

De raad verenigt zich dan ook met de beoordeling van dit klachtonderdeel door de plaatsvervangend voorzitter.

5.4 Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.