ECLI:NL:TADRSGR:2014:38 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4274/13.181

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:38
Datum uitspraak: 13-01-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4274/13.181
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten terzake van tegenwerking en onnodige procedures door verweerder als advocaat van klagers wederpartij. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet te laat ingesteld. Niet-ontvankelijk.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 juli 2013, door de raad ontvangen op 12 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 29 juli 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 13 augustus 2013, door de raad ontvangen op 14 augustus 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Bij brief van 7 september 2013, bij de raad ontvangen op 12 september 2013, heeft klager zijn verzet toegelicht.

1.5 Per fax van 6 november 2013 heeft verweerder zich verweerd tegen het verzetschrift.

1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 november 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:

a. misbruik maakt van procesrecht, door ten onrechte een kort geding te voeren, waarbij klager bij verstek is veroordeeld. Verweerder heeft vervolgens via de deurwaarder betaling afgedwongen en aanspraak gemaakt op rente en kosten;

b. zich schuldig maakt aan zelfverrijking door de zaak tegen te werken en daarmee zijn cliĆ«nte en klager op onnodige kosten jaagt. Door de pensioenberekening van klagers accountant te verwerpen, is verweerder buiten zijn bevoegdheden getreden;

c. schade heeft veroorzaakt in plaats van de kwestie op te lossen. Klager heeft tevergeefs talloze pogingen gedaan om tot een minnelijke oplossing te komen;

d. procedure afspraken heeft geschonden door stukken in het geding te willen brengen, terwijl de termijn daarvoor inmiddels was verstreken.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd. Klager is van mening dat verweerder in meerdere aangelegenheden de zaak ernstig frustreert en verstoort en de afhandeling bemoeilijkt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de Raad als volgt. 

5.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

5.3 Het klachtdossier is door de Raad van Discipline ontvangen op 12 juli 2013. Daarvan is klager bij brief van 15 juli 2013 door de griffier op de hoogte gesteld. In die brief is door de griffier gewezen op de mogelijkheid dat de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad binnen 30 dagen na ontvangst van het dossier bij de Raad van Discipline een beslissing zal nemen dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is. Voorts heeft de griffier erop gewezen dat daarvan schriftelijk bericht wordt gestuurd en dat tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter binnen 14 dagen na verzending verzet kan worden aangetekend.  

5.4 De beslissing van de voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klager verzonden op 29 juli 2013. In die brief is klager erop gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de raad van discipline aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad van discipline. 

Aan het slot van de beslissing van de voorzitter is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad van discipline. 

5.5 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klager ontvangen op 14 augustus 2013. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen. De omstandigheid dat klager ten tijde van de verzending van de beslissing in het buitenland verbleef maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, reeds omdat klager gelet op de berichtgeving van de griffier rekening kon houden met de toezending van een beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter. 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.