ECLI:NL:TADRSGR:2014:37 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4261/13.168

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:37
Datum uitspraak: 13-01-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4261/13.168
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over handelen van de advocaat in hoedanigheid van vereffenaar in een nalatenschap. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet te laat ingesteld. Niet-ontvankelijk.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 4 juli 2013, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 2 augustus 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 5 augustus 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 16 augustus 2013, door de raad ontvangen op 22 augustus 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Bij brief van 22 oktober 2013 heeft verweerder stukken in het geding gebracht, voorzien van een toelichting.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 november 2013 in aanwezigheid van klaagster sub 1 en klager sub 2a enerzijds en verweerder anderzijds. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar niet handelt overeenkomstig de zorg die hij jegens klagers zou behoren te betrachten. Klagers hebben gesteld dat verweerder de erfgenamen heeft benadeeld, althans niet in het belang van de erfgenamen heeft gehandeld door diverse onroerende zaken zonder betrokkenheid van een makelaar onder de taxatiewaarde te verkopen, de erfgenamen niet althans onvoldoende te informeren en op een oneerlijke wijze en zonder overleg met de erfgenamen handelt.

3.3 Klagers hebben voorts verzocht om een onderzoek van de Raad van Toezicht naar de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van vereffenaar.

3.4 In het verzet hebben klagers hun bezwaren tegen het handelen van verweerder gehandhaafd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

5.2 Het klachtdossier is door de Raad van Discipline ontvangen op 5 juli 2013. Daarvan is klaagster bij brief van 8 juli 2013 door de griffier op de hoogte gesteld. In die brief is door de griffier gewezen op de mogelijkheid dat de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad binnen 30 dagen na ontvangst van het dossier bij de Raad van Discipline een beslissing zal nemen dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is. Voorts heeft de griffier erop gewezen dat daarvan schriftelijk bericht wordt gestuurd en dat tegen de beslissing van de voorzitter binnen 14 dagen na verzending verzet kan worden aangetekend.

5.3 De beslissing van de voorzitter is blijkens het dossier aangetekend aan klagers verzonden op 5 augustus 2013. In die brief zijn klagers er op gewezen dat zij, indien zij zich met de beslissing niet konden verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet konden aantekenen bij de raad aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad. Aan het slot van de beslissing van de voorzitter is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad.

5.4 Blijkens de stukken is het verzetschrift van klagers ontvangen op 22 augustus 2013 Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat bij de behandeling van het verzet niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, G.J. Schipper, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.