ECLI:NL:TADRSGR:2014:301 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4668/14.252

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:301
Datum uitspraak: 10-12-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4668/14.252
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht client tegen advocaat. Uit de stukken volgt dat verweerder klager heeft geïnformeerd over de te volgen procedure en een kopie van de dagvaarding heeft meegestuurd onder de mededeling dat deze op korte termijn door de deurwaarder zou worden betekend. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat dit, zoals klager stelt, achter de rug van klager om is gebeurd. Verweerder heeft gesteld dat hij niet achter de executie van het verstekvonnis stond, omdat de wederpartij contact met hem had opgenomen en aangegeven had dat abusievelijk niet op de dagvaarding was gereageerd en dat verzet zou worden aangetekend, hetgeen ook is geschied. Uit de stukken volgt dat klager het vonnis zelf ter executie heeft aangeboden bij de deurwaarder. Verder blijkt uit de stukken dat de deurwaarder een afwachtende houding aan heeft genomen bij de executie van het vonnis, omdat klager had nagelaten de deurwaarder te informeren over de lopende verzetprocedure. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 13 november 2014 met kenmerk R 2014/97, door de raad ontvangen op 14 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich op 10 augustus 2011 gewend tot verweerder met het verzoek de juridische haalbaarheid van een aantal IND schadevergoedingszaken te beoordelen.

1.3 Bij brief van 22 augustus 2011 heeft verweerder klager aangegeven dat hij de dossiers nader diende te bestuderen en dat hij daarna klager zou adviseren over die juridische haalbaarheid

1.4 Verweerder heeft vervolgens een viertal aanvragen ingediend voor gefinancierde rechtsbijstand.

1.5 Bij brief van 20 april 2012 heeft verweerder klager negatief geadviseerd omtrent de haalbaarheid van twee van de schadevergoedingszaken. Verweerder heeft klager medegedeeld dat hij zonder andersluidend bericht van diens kant binnen 10 dagen over zou gaan tot sluiting van de dossiers.

1.6 Verweerder heeft klager in 2012 meerdere brieven gestuurd, waarop klager niet heeft gereageerd.

1.7 In juli 2013 bleek dat klager inmiddels twee keer was verhuisd.

1.8 Op 24 juli 2013 vond op het kantoor van verweerder een bespreking plaats over de nog lopende dossiers.

1.9 Bij brief van 12 augustus 2013 heeft verweerder de gemaakte afspraken aan klager bevestigd en heeft hij klager verzocht aan te geven wat zijn standpunt was in de betreffende zaken.

1.10 Verweerder heeft in één van de zaken een procedure voor klager aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 oktober 2013.

1.11 Bij verstekvonnis van 27 november 2013 is bepaald dat door de Staat der Nederlanden een bedrag van € 4.200, aan klager moet worden betaald.

1.12 Verweerder heeft klager deze uitspraak in kopie doen toekomen op 3 januari 2014. De Staat der Nederlanden heeft verzet ingesteld tegen voornoemd vonnis.

1.13 Bij vonnis van 4 maart 2014 is klagers vordering alsnog afgewezen en is klager veroordeeld in de kosten (€ 400,--).

1.14 Na het vonnis van 4 maart 2014 heeft klager twee toevoegingen van verweerder ‘teruggeëist’, nu hij hem in die zaken wel een eigen bijdrage had betaald, maar verweerder in die zaken niets had gedaan.

1.15 Bij brief van 1 mei 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. op 20 april 2012 een brief naar klagers oude adres heeft gestuurd, terwijl hij in oktober 2011 is verhuisd;

b. een dagvaarding achter klagers rug om heeft opgesteld en hem daarover niet heeft bericht;

c. niet eerder het verstekvonnis van 27 november 2013 tegen de Staat der Nederlanden heeft afgegeven, zodat de deurwaarder het geld had kunnen incasseren;

d. zijn pleitaantekeningen niet meteen aan de rechter heeft gegeven;

e. klager geen proces-verbaal heeft gegeven en geen origineel vonnis van 4 maart 2014.

Ten slotte wenst klager dat verweerder hem € 4.200,-- betaalt voor het niet kunnen incasseren van dat bedrag bij de IND, plus € 400,-- voor de proceskosten en € 200,-- voor de zaken waarin hij niets heeft gedaan, maar waarvoor hij wel de eigen bijdrage heeft ontvangen.

3 BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient er door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3 Uit de brieven van verweerder valt af te leiden dat hij deze zich tot op het moment van de bespreking van 24 juli 2013 niet bewust was van klagers adreswijzigingen in de achterliggende periode. Klager heeft niet aangetoond dat hij verweerder eerder op de hoogte heeft gesteld van die adreswijzigingen, zodat klager ook niet met succes verweerder ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan maken.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Uit de stukken volgt dat verweerder – onder verwijzing naar de bespreking van 24 juli 2013 – klager op 10 oktober 2013 heeft geïnformeerd over de te volgen procedure en een kopie van de dagvaarding heeft meegestuurd onder de mededeling dat deze op korte termijn door de deurwaarder zou worden betekend. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat dit, zoals klager stelt, achter de rug van klager om is gebeurd.

Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

3.5 Verweerder heeft gesteld dat hij niet achter de executie van het verstekvonnis stond, omdat de wederpartij contact met hem had opgenomen en aangegeven had dat abusievelijk niet op de dagvaarding was gereageerd en dat verzet zou worden aangetekend, hetgeen ook is geschied. Uit de stukken volgt dat klager het vonnis zelf ter executie heeft aangeboden bij de deurwaarder. Verder blijkt uit de stukken (brief van 10 februari 2014) dat de deurwaarder een afwachtende houding aan heeft genomen bij de executie van het vonnis, omdat klager had nagelaten de deurwaarder te informeren over de lopende verzetprocedure.

Het verwijt dat verweerder geen pleitaantekeningen zou hebben ingediend is door verweerder gemotiveerd betwist onder verwijzing naar het vonnis van 4 maart 2014. Uit dit verzetvonnis blijkt dat verweerder zijn pleitnota aan de rechter heeft overhandigd. “Vervolgens heeft mr. S. (red.) gepleit conform zijn pleitnota, die hij heeft overgelegd.”.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.6 Verweerder heeft gesteld dat hij geen proces-verbaal had ontvangen en dat hij dit dus ook niet aan klager kon sturen. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd. Uit de stukken volgt dat verweerder op 16 januari 2014 de grosse van het verstekvonnis aan klager heeft doen toekomen. Het verstekvonnis had verweerder wel eerder naar klager kunnen sturen, maar niet is gebleken dat klager naar aanleiding van het latere toezenden enig nadeel heeft ondervonden.

3.7 Klager heeft bij zijn repliek verweerder nog verweten dat deze geen speciaal beëdigde tolk voor hem had geregeld. Verweerder heeft bij dupliek voldoende aannemelijk gemaakt dat er een tolk Servo-Kroatisch – Nederlands ter zitting aanwezig was. Wat een speciaal beëdigde tolk precies betekent en wat deze zou hebben toegevoegd heeft klager niet nader toegelicht, net zo min als in welk belang hij zou zijn geschaad met dit gestelde verzuim.

3.8 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

BESLISSING

Wijst alle klachtonderdelen als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 10 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.