ECLI:NL:TADRSGR:2014:3 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4449/14.35

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:3
Datum uitspraak: 21-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4449/14.35
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In het dossier ontbreekt de schriftelijke machtiging van de tante van klager, waaruit blijkt dat zij klager gemachtigd heeft de onderhavige klacht in te dienen. Bij gebrek aan een eigen tuchtrechtelijk belang van klager en een deugdelijke schriftelijke machtiging van de tante van klager dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat op basis van de stukken evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens de tante van klager. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 3 februari 2014 met kenmerk K429 2013, door de raad ontvangen op 4 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster is als stafmedewerker verbonden aan de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

1.2 In die hoedanigheid heeft zij zich met klager verstaan in het kader van het onderzoek van de deken naar de klacht die hij als gemachtigde van de klaagster heeft ingediend.

1.3 Bij e-mail van 26 november 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij de tante van klager in de klachtprocedure K357 2013 in strijd met de waarheid heeft meegedeeld dat mr. S. zich terecht op het standpunt stelt dat het krachtens een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, sector bestuursrechter d.d. 6 september 2013 aan de tante van klager toegekende bedrag aan proceskosten van € 944,-- niet in zijn geheel aan de tante van klager toekomt, maar dat mr. S. van dat bedrag minus de door de tante van klager betaalde eigen bijdrage zijn kosten van rechtsbijstand op basis van de toevoeging mag voldoen of woorden van gelijke strekking.

3. BEOORDELING

3.1 In het dossier ontbreekt de schriftelijke machtiging van de tante van klager, waaruit blijkt dat zij klager gemachtigd heeft de onderhavige klacht in te dienen. Bij gebrek aan een eigen tuchtrechtelijk belang van klager en een deugdelijke schriftelijke machtiging van de tante van klager dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten overvloede overweegt de voorzitter dat op basis van de stukken evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens de tante van klager.

3.2 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 21 februari 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.