ECLI:NL:TADRSGR:2014:299 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4659/14.244
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2014:299 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-12-2014 |
Datum publicatie: | 13-01-2015 |
Zaaknummer(s): | R. 4659/14.244 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen advocaat wederpartij. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld of verweerder bij zijn verzoekschrift de volledige beschikking van 14 mei 2014 van de Rechtbank Den Haag heeft overgelegd. Conform het Procesreglement Civiel Jeugdrecht is het aan de Rechtbank te bepalen of het noodzakelijk is dat bepaalde stukken alsnog moeten worden overgelegd. Voor zover de beschikking niet volledig is overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat klager in zijn belangen is geschaad. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond. |
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 6 november 2014 met kenmerk K195 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 7 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder staat de voormalig partner van klager tevens moeder van klagers kinderen bij in een procedure tegen Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, waarin klager als belanghebbende is aangemerkt.
1.3 Verweerder heeft op 4 juli 2014 een verzoekschrift vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing BJZ, althans beroep tegen schriftelijke aanwijzing BJZ namens klagers voormalige partner ingediend bij de rechtbank Den Haag .
1.4 Bij brief van 17 juli 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder, dat hij:
a. zich niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, door bij zijn verzoekschrift vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing Bureau Jeugdzorg (BJZ), althans beroep tegen schriftelijke aanwijzing BJZ van 4 juli 2014, een onvolledig afschrift van een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 15 mei 2014 over te leggen;
b. klager niet in kennis heeft gesteld van de stukken.
3 BEOORDELING
3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld of verweerder bij zijn verzoekschrift de volledige beschikking van 14 mei 2014 van de Rechtbank Den Haag heeft overgelegd. Conform het Procesreglement Civiel Jeugdrecht is het aan de Rechtbank te bepalen of het noodzakelijk is dat bepaalde stukken alsnog moeten worden overgelegd. Voor zover de beschikking niet volledig is overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat klager in zijn belangen is geschaad.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.3 In artikel 2.6 van voornoemd Procesreglement is bepaald dat de Rechtbank gelijktijdig met de ontvangstbevestiging een afschrift van het verzoekschrift aan de advocaat c.q. procesvertegenwoordiger van de belanghebbende(n) stuurt. In geval geen advocaat voor belanghebbende is gesteld wordt een afschrift van het verzoekschrift door de griffie aan de belanghebbende verzonden. Verweerder heeft in het verzoekschrift opgenomen dat klager in deze kwestie belanghebbende is. Hoewel verweerder heeft gesteld dat hij het verzoekschrift per e-mail aan klager heeft gezonden, lag het (ook) op de weg van de (griffie van de) Rechtbank het ingediende verzoekschrift aan klager te sturen. Ook dit klachtonderdeel treft geen doel. Indien klager zich niet kon verenigen met de standpunten van verweerders cliënte, zoals opgenomen in het verzoekschrift, stond het klager vrij als belanghebbende een verweerschrift in te dienen, dan wel ter zitting verweer te voeren.
3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.