ECLI:NL:TADRSGR:2014:296 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4478/14.64
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2014:296 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-12-2014 |
Datum publicatie: | 13-01-2015 |
Zaaknummer(s): | R. 4478/14.64 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt |
Beslissingen: | Onvoorwaardelijke schorsing |
Inhoudsindicatie: | Voorkeurspiketmelding. Klager stelt dat verweerder het dossier op het eerste verzoek had dienen over te dragen en in ieder geval verweerder behoorlijk had moeten informeren. Naar het oordeel van de raad had verweerder in ieder geval na het eerste verzoek van de heer S. mee moeten werken aan de overdracht van het dossier. In dat kader had hij klager dan ook tijdig moeten informeren over de geplande snelrechtzitting zodat klager de heer S. tijdens die zitting had kunnen bijstaan. Verweerder heeft ook in deze klachtprocedure in het geheel niet gereageerd op verzoeken van de deken om inhoudelijk op de zaak in te gaan. Klacht is gegrond. Maatregel: onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken. |
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 7 maart 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/27 edl, door de raad ontvangen op 10 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 6 oktober 2014 van de raad in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager vernam op 12 december 2013 via de piketcentrale dat hij een voorkeurspiketmelding van zijn vaste cliënt, de heer S., had gemist, waarna deze melding was uitgegaan naar verweerder.
2.3 Naar aanleiding hiervan heeft klagers secretaresse contact opgenomen met verweerder en hem aangegeven dat de heer S. een vaste cliënt van klager is en dat hij hem zou gaan bezoeken en in deze zaak bij zou staan.
2.4 Vervolgens heeft klager de heer S. op het politiebureau bezocht, waarbij hem verteld werd dat de heer S. reeds bezocht was door verweerder.
2.5 De heer S. zou tijdens dat bezoek hebben aangegeven dat hij door klager bijgestaan wilde worden.
2.6 De secretaresse van klager had verweerder reeds verzocht de piketmelding aan klager toe te zenden. Klager ontving daarop een niet te openen bestand. Op verzoeken om de piketmelding in een ander bestandstype te sturen, is vervolgens in het geheel niet gereageerd.
2.7 Op 13 december 2013 omstreeks 13.50 uur bleek dat de heer S. op transport was gezet naar de Rechtbank Rotterdam.
2.8 Na navraag door klagers secretaresse bij het kabinet rechter-commissaris bleek dat de heer S was gedagvaard voor de snelrechter en dat de zaak om 15.30 uur die dag was behandeld.
2.9 Tijdens deze zitting is de heer S. bijgestaan door verweerder.
2.10 De heer S. heeft tijdens het korte overleg dat hij voor de zitting had met verweerder aangegeven dat hij door klager wilde worden bijgestaan.
2.11 Bij brief van 16 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, ondanks de berichten van klagers vaste cliënt en klagers secretaresse toch de belangen van deze cliënt is blijven behartigen in plaats van het dossier aan klager over te dragen. Klager meent dat verweerder daarmee buitengewoon laakbaar heeft gehandeld.
4 BEOORDELING
4.1 Klager heeft gesteld dat verweerder zich met zijn handelwijze in deze zaak niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij had het dossier op het eerste verzoek dienen over te dragen en in ieder geval verweerder behoorlijk moeten informeren. Nu verweerder zich op geen enkele wijze tegen de klacht heeft verweerd, zullen de klacht en de daaraan ten grondslag gestelde feiten als onweersproken worden beschouwd.
4.2 Naar het oordeel van de raad had verweerder in ieder geval na het eerste verzoek van de heer S. mee moeten werken aan de overdracht van het dossier. In dat kader had hij klager dan ook tijdig moeten informeren over de geplande snelrechtzitting zodat klager de heer S. tijdens die zitting had kunnen bijstaan.
4.3 Verweerder heeft ook in deze klachtprocedure in het geheel niet gereageerd op verzoeken van de deken om inhoudelijk op de zaak in te gaan.
4.4 De klacht is derhalve gegrond.
5 MAATREGEL
5.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding, het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, waarbij voorts wordt meegewogen het feit dat verweerder geen verweer heeft gevoerd in het kader van het onderzoek van de deken en niet is verschenen voor de behandeling ter zitting, waardoor de raad niet vast kan stellen of verweerder de onjuistheid van zijn handelen inziet, acht de raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt als maatregel aan verweerder op een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken;
- bepaalt dat de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.
Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT BREDA
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl