ECLI:NL:TADRSGR:2014:292 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4432/14.18 en R. 4497/14.83

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:292
Datum uitspraak: 10-11-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4432/14.18 en R. 4497/14.83
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wraking. De enkele omstandigheid, door verzoeker aangevoerd, dat de voorzitter niet de datum maar slechts het tijdstip van de behandeling van de klachtzaken heeft gewijzigd, brengt niet mee dat diens rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn.  De vrees c.q. het vermoeden bij verzoeker dat de schijn van partijdigheid niet uitgesloten kan worden, vindt geen enkele steun in de feiten. Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die subjectief de vrees voor partijdigheid van de voorzitter van de kamer kunnen rechtvaardigen.  De wrakingskamer is, gelet op de door verzoeker gebezigde argumentatie, van oordeel dat verzoeker door het indienen van het wrakingsverzoek misbruik van het middel van wraking heeft gemaakt. Om die reden zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking tegen verweerder niet in behandeling wordt genomen.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Verzoeker heeft een klacht ingediend tegen de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden en laatstgenoemde heeft een klacht ingediend tegen verzoeker.

1.2 De deken heeft de klachten ter kennis van de Raad van Discipline gebracht bij brieven van respectievelijk 15 januari 2014 en 10 april 2014.

1.3 De behandeling van deze klachtzaken ter zitting van de raad was bepaald op 8 september 2014 te respectievelijk 13.20 uur en 14.00 uur.

1.4 Bij brief van 4 augustus 2014 heeft verzoeker om uitstel van behandeling gevraagd op de grond dat hij aanwezig diende te zijn bij een belastingcontrole bij een cliënt van hem. Uit de meegestuurde oproeping bleek dat er in die kwestie telefonisch om een andere datum kon worden gevraagd. Om laatstgenoemde reden is aan verzoeker geen uitstel verleend.

1.5 Bij faxbrief van 6 september 2014 heeft verzoeker de raad bericht dat hij op 8 september 2014 te 13.00 uur een zitting had in het kader van de BOPZ  en heeft verzoeker gevraagd de behandeling van de zaken ter zitting aan te houden en een nieuwe datum vast te stellen. Verzoeker heeft de raad voorts bericht:

“Mocht voorzitter de heer x wederom weigeren om de zaken aan te houden en een nieuwe datum vast te stellen dan wraak ik hiermee mr. x, wegens vooringenomenheid en gebrek aan inzicht in de opdracht aan de advocaat alsmede de gedragsregels van de advocaten.”

1.6 Bij faxbrief van 8 september 2014 heeft de griffier van de raad verzoeker bericht dat naar aanleiding van de faxbrief van 6 december 2014 de behandeling ter zitting van de betreffende klachtzaken zou worden verlaat naar respectievelijk 16.20 uur en 17.00 uur.

1.7 Bij faxbrief van 8 september 2014 heeft verzoeker de griffie van de raad als volgt bericht:

“…

Het door u genoemde tijdstip is niet haalbaar. Ik heb uw fax net gelezen en vanavond is er het kleine kantoren overleg van de stichting KKO Rotterdam. Volgende week zijn er twee zittingen om 15.00 en 15.30. Omdat dat zittingen zijn over gelijksoortige zaken die gevoegd behandeld kunnen worden, kunt u de onderhavige zaken volgende week tegelijk behandelen.”

1.8 De behandeling ter zitting van de twee klachtzaken heeft op 8 september 2014 om 16.20 uur en 17.00 uur doorgang gevonden.

1.9 Verzoeker heeft bij faxbrief van 30 september 2014 de raad gevraagd om de bevestiging van zijn wraking van mr. x.

1.10 De griffier van de raad heeft verzoeker bij faxbrief van 1 oktober 2014 bericht dat de raad naar aanleiding van de reactie van verzoeker van 8 september 2014 heeft geconcludeerd dat verzoeker op de tijdstippen 16.20 en 17.00 uur niet verhinderd was. Het (voorwaardelijk) wrakingsverzoek is als vervallen althans niet meer aan de orde zijnde beschouwd, reden dat de behandelingen ter zitting doorgang hebben gevonden.

1.11 Bij faxbrief van 1 oktober 2014 heeft verzoeker aangegeven dat hij mr. x. wraakt.

1.12 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 3 november 2014. Ter zitting is niemand verschenen.

2 GRONDEN VOOR HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 In het (voorwaardelijk) wrakingsverzoek van 8 september 2014 heeft verzoeker – zakelijk weergegeven – de gronden voor het wrakingsverzoek vermeld als omschreven en geciteerd in 1.5 van deze beslissing.

  3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft op 4 oktober 2014 een verweerschrift ingediend en gemotiveerd gesteld dat hij niet vooringenomen is jegens verzoeker noch dat hem een gebrek aan onpartijdigheid kan worden verweten. Voorts meent verweerder dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden ook niet een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees, dat verweerder jegens hem een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. De beslissing om de behandeling van de klachtzaken van 13.20 uur te verplaatsen naar 16.20 uur vanwege de verhindering van verzoeker om 13.00 uur was een procedurele beslissing die op goede gronden werd genomen. Het feit dat er geen nieuwe datum is bepaald, is in dat licht niet zodanig onbegrijpelijk dat die beslissing uitsluitend kan zijn voortgekomen uitvooringenomenheid van verweerder.

4.  BEOORDELING

4.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo. artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan een lid van de Raad van Discipline worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2 Ten aanzien van de rechterlijke onpartijdigheid wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. 

Bij subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Hier geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Die vrees voor subjectieve partijdigheid moet bovendien objectief gerechtvaardigd zijn. 

Bij objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven voor de vrees dat een rechter niet onpartijdig is.

4.3 Ten aanzien van het wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer als volgt.

4.4 Gelet op de onder nummer 4.1 en 4.2 vermelde uitgangspunten voor de beoordeling van een wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden.

4.5 De enkele omstandigheid, door verzoeker aangevoerd, dat de voorzitter niet de datum maar slechts het tijdstip van de behandeling van de klachtzaken heeft gewijzigd, brengt niet mee dat diens rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn. 

De vrees c.q. het vermoeden bij verzoeker dat de schijn van partijdigheid niet uitgesloten kan worden, vindt geen enkele steun in de feiten. Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die subjectief de vrees voor partijdigheid van de voorzitter van de kamer kunnen rechtvaardigen.

4.6 De wrakingskamer is, gelet op de door verzoeker gebezigde argumentatie, van oordeel dat verzoeker door het indienen van het wrakingsverzoek misbruik van het middel van wraking heeft gemaakt. Hierom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking tegen verweerder niet in behandeling wordt genomen.

5.  BESLISSING

 De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek tegen verweerder niet in behandeling wordt genomen.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier voorzitter                     

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.