ECLI:NL:TADRSGR:2014:284 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4497/14.83

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:284
Datum uitspraak: 08-12-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R.4497/14.83
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft een klacht tegen klager in zijn hoedanigheid van deken ingediend terzake van een door verweerder uitgevoerd onderzoek in het kader van een klacht tegen klager. Verweerder wilde zich in de klachtzaak beroepen op geluidsopnames, die hij aan de raad heeft overgelegd. Klager heeft daartegen bezwaar gemaakt en heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling van die klacht, brieven aan de raad geschreven waarin hij inging op het gebruik en de mogelijke manipulatie door verweerder van de geluidsopnames. De raad acht de klacht tegen verweerder gegrond voor zover die inhoudt dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om van zijn brieven aan de raad afschrift aan klager te sturen. Ook acht de raad de klacht gegrond voor zover verweerder in die brieven ondubbelzinnig en zonder onderbouwing de mogelijkheid heeft geopperd dat klager de door hem overgelegde geluidsopnames heeft gemanipuleerd. Een derde klachtonderdeel wordt als zijnde van onvoldoende gewicht afgewezen. Maatregel: berisping.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 10 april 2014, door de raad ontvangen op 11 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij brieven van 15 april 2014 en 23 juni 2014 heeft verweerder zijn standpunt weergegeven en stukken in het geding gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Per fax van 6 september 2014 had hij laten weten op het genoemde tijdstip (13.20 uur) verhinderd te zijn wegens een zitting van de Rotterdamse rechtbank waar hij niet kon ontbreken. Naar aanleiding daarvan heeft de raad de behandeling verplaatst naar het eind van de middag (17.00 uur), hetgeen klager per fax is meegedeeld. Naar aanleiding daarvan heeft klager meegedeeld dat dat tijdstip niet haalbaar was omdat hij die avond een ‘Kleine Kantoren Overleg’ had. De raad heeft hierop besloten de behandeling om 17.00 uur doorgang te laten vinden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 In de genoemde fax van 6 september 2014 heeft klager tevens de voorzitter gewraakt voor het geval de zitting niet naar een andere dag verzet zou worden. De wraking is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 3 november 2014. De wrakingskamer heeft vervolgens bij beslissing van 10 november 2014 het wrakingsverzoek afgewezen, met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is ambtshalve betrokken bij diverse tuchtrechtelijke procedures tegen mr. X, destijds advocaat in het arrondissement Den Haag.

2.3 In een van de klachtzaken tegen mr. X, die zou worden behandeld op de zitting van de Raad van Discipline van 6 januari 2014, heeft klager de raad bericht dat hij voornemens was ter zitting enkele geluidsopnames ten gehore te brengen.

2.4 Naar aanleiding van dat bericht heeft verweerder bij brief van 3 januari 2014 het volgende aan de raad meegedeeld:

“Namens mr. [X, RvD] maak ik bezwaar tegen het afspelen van die geluidsopnamen. Mr. [X, RvD] heeft al aangegeven zich niet in de uitwerkingen te herkennen. Het manipuleren van geluidsopnamen is eenvoudig, vandaar dat dergelijke opnamen zelden geaccepteerd worden. Er is geen enkele garantie dat ook deze opnamen niet gemanipuleerd zijn, hetzij door [klager, RvD], hetzij door de heer [A, RvD].”

2.5 In een daaropvolgend faxbericht van eveneens 3 januari 2014 heeft verweerder het volgende aan de raad meegedeeld:

“Vriendelijk verzoek ik u om bijgaande stukken nog aan het dossier toe te voegen. Het betreft de klacht tegen mr. [klager, RvD] met betrekking tot het gebruiken van, gemanipuleerde, geluidsopnamen.”

2.6 Op 3 januari 2014 heeft verweerder, naast de hiervoor genoemde faxberichten, nog meerdere berichten aan de Raad van Discipline gestuurd, zonder daarvan afschrift aan klager te zenden.

2.7 Bij brief van 3 januari 2014 heeft klager zich bij de Rotterdamse deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager dat:

a. verweerder zich op 3 januari 2014 ten minste zes keer tot de griffier van de Raad van Discipline heeft gewend zonder klager ook maar een enkele keer afschrift toe te zenden van zijn faxberichten, hetgeen een onconfraternele handelwijze is, in strijd met gedragsregel 15 lid 1;

b. verweerder onomwonden insinueert dat klager zich schuldig zou hebben gemaakt aan het manipuleren van geluidsopnamen. Klager acht dit in strijd met iedere fatsoensnorm en, zonder enig concreet bewijs aan te voeren, onbetamelijk en onnodig grievend;

c. verweerder een afschrift van een klacht aan de Raad van Discipline stuurt, welke klacht door de Rotterdamse deken is onderzocht (kenmerk: A12/13/215edl) en op 29 augustus 2013 niet-ontvankelijk is bevonden en waarvan verweerder niet heeft verzocht deze ter verdere behandeling te sturen aan de Raad van Discipline. Tegenover de Raad van Discipline doet verweerder het echter voorkomen alsof dit een lopende kwestie zou betreffen.

4 VERWEER

4.1 Op het door verweerder in zijn brieven van 15 april 2014 en 23 juni 2014 gevoerde verweer zal de raad hierna waar nodig ingaan.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is de regel van artikel 46 Advocatenwet, inhoudende dat de advocaten aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die zij als advocaat behoren te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen, ter zake van inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse orde en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.2 Verweerder heeft de stelling van klager dat hij zich op 3 januari 2014 ten minste zesmaal tot de griffier van de Raad van Discipline heeft gewend zonder klager ook maar een keer een afschrift van zijn faxberichten toe te zenden, niet betwist.

5.3 Klager heeft gesteld dat het handelen van verweerder onconfraterneel is, alsmede dat het in strijd is met gedragsregel 15 lid 1.

5.4 Ten aanzien van dit laatste oordeelt de raad dat gedragsregel 15 ziet op de positie van advocaten die als zodanig bij een rechtsgeding of ander geding bij een instantie aan wier oordeel een zaak is onderworpen betrokken zijn.

Klager is bij het betrokken geding voor de Raad van Discipline echter betrokken in zijn hoedanigheid van deken en handelde derhalve niet als advocaat. Hierom is het bepaalde in gedragsregel 15 als zodanig niet van toepassing.

Feit blijft echter dat klager en verweerder bij de betrokken procedure voor de raad betrokken zijn als tegenover elkaar staande partijen. De raad is van oordeel dat de regel dat verweerder zich dient te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt meebrengt dat het op de weg van verweerder lag om van zijn berichten aan (de griffier van) de Raad van Discipline gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Dit geldt te meer daar verweerder zich in enkele van zijn op 3 januari 2014 aan de raad gestuurde faxen uitliet over verweerder, over vermeend handelen van verweerder met betrekking tot de klachtzaak in kwestie en over de bevoegdheid van klager om in de desbetreffende klachtzaak als deken op te treden. Verweerder is aldus in zijn faxen ingegaan op inhoudelijke aspecten van de behandeling door de raad.

5.5 Door na te laten klager afschrift te verstrekken van zijn faxen aan de raad heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klachtonderdeel a is hierom gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.6 Uitgangspunt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is de bij klachtonderdeel a vermelde regel van artikel 46 Advocatenwet, alsmede de regel dat de advocaat zich in woord en geschrift niet onnodig grievend dient uit te laten.

5.7 In de onder nummers 2.4 en 2.5 van deze beslissing vermelde citaten uit faxberichten van verweerder aan de raad heeft verweerder ondubbelzinnig de mogelijkheid geopperd dat klager de bij de door hem ingediende klacht overgelegde geluidsopnames heeft gemanipuleerd. 

Verweerder heeft zijn stellingen in die faxbrieven niet  onderbouwd. Ook in het kader van de onderhavige klacht heeft verweerder niet toegelicht op grond waarvan hij tot zijn mededelingen is gekomen. Aldus is niet gebleken van enige grond, laat staan een aannemelijke grond, voor de suggestie dat verweerder die geluidsopnames heeft gemanipuleerd.

5.8 De raad is van oordeel dat de mededelingen van verweerder in de gegeven omstandigheden onnodig grievend jegens klager zijn, alsmede dat verweerder zich door die uitlatingen niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De omstandigheid dat verweerder in bedoelde brief in dat verband ook een derde heeft genoemd, doet hieraan niet af. 

Klachtonderdeel b is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.9 In de toelichting op de klacht heeft klager ten aanzien van dit klachtonderdeel niet gesteld of onderbouwd dat enig belang van hem als deken is geschaad of zou kunnen worden geschaad. 

Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is en om die reden dient te worden afgewezen.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdelen a en b gegrond;

- legt als maatregel op een berisping;

- wijst klachtonderdeel c als zijnde van onvoldoende gewicht af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl