ECLI:NL:TADRSGR:2014:282 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4552/14.137

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:282
Datum uitspraak: 08-12-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R.4552/14.137
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Dekenklacht dat verweerder handelt in strijd met gedragsregel 37 en dat zijn Stichting Derdengelden niet voldoet aan de eisen in de Vafi. Verweerder heeft eerdere brieven van of namens de deken niet beantwoord. Verweerder heeft bovendien, naar aanleiding van een controle, geen gevolg gegeven aan verzoeken van de deken om het bestuur van zijn Stichting Derdengelden in overeenstemming met de voorschriften van de Vafi te brengen. Enkele dagen voor de zitting bij de raad heeft verweerder dit in orde gemaakt. Verweerder heeft erkend dat hij niet heeft gereageerd op brieven van of namens de deken. Van een geldig excuus om niet te reageren is niet gebleken. Klacht in beide onderdelen gegrond. Bij het opleggen van de maatregel neemt de raad de gegrondverklaring in zaak R.4577/14.162 mee en legt aan verweerder de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van twee weken op.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 11 juni 2014, door de raad ontvangen op 13 juni, heeft klager ambtshalve een klacht tegen verweerder ingediend.  

1.2 Bij brief van 10 oktober 2014 heeft verweerder per fax stukken aan de raad gestuurd.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van mr. H. S., lid van de Raad van Toezicht, namens klager, alsmede in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft op 12 februari 2014 individueel en voor zijn kantoor opgaaf gedaan in het kader van de Centrale Controle Verordeningen 2013 (CCV).

2.3 Naar aanleiding van de opgaaf heeft de NOvA verweerder bij brief van 25 februari 2014 meegedeeld dat bij de beoordeling van de opgave is geconstateerd dat de Stichting Derdengelden bestuurders heeft met een andere hoedanigheid dan is toegestaan, namelijk “particulier”. Verweerder is in die brief verzocht de Raad van Toezicht te Den Haag binnen één maand nadien de in die brief genoemde bescheiden en/of uitleg te doen toekomen.

2.4 Bij brief van 6 mei 2014 heeft de stafjurist van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden verweerder aangeschreven met het verzoek binnen twee weken nadien te berichten om welke reden zijn Stichting Derdengelden naar zijn mening voldoet aan de gestelde eisen in de Vafi, dan wel te berichten dat hij een andere medebestuurder had gevonden voor de Stichting Derdengelden, onder toezending van een uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel. Tevens is verweerder daarbij een dekenbezwaar aangezegd.

2.5 Vervolgens heeft het bureau van de Raad van Toezicht verweerder gerappelleerd bij brief van 22 mei 2014, waarbij hem is verzocht binnen één week nadien bericht te sturen, bij gebreke waarvan klager zou overwegen een dekenklacht tegen verweerder in te dienen.

2.6 Op gemelde brieven heeft verweerder niet gereageerd.

2.7 Op 10 oktober 2014 heeft verweerder de inschrijving van de Stichting Beheer Derdengelden van zijn kantoor bij de Kamer van Koophandel doen wijzigen in de zin dat een persoon is uitgetreden als bestuurder en dat mr. P, advocaat te Den Haag, is toegetreden als bestuurder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

a. dat hij handelt in strijd met gedragsregel 37;

b. dat zijn Stichting Derdengelden niet voldoet aan de gestelde eisen in de Vafi.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is gedragsregel 37, inhoudende dat de advocaat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken. 

Voorts is voor de beoordeling van belang de regel van artikel 6 jo. artikel 1 sub o van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi), dat de advocaat verplicht om een Stichting derdengelden te hebben die voldoet aan de in die verordening gestelde eisen.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft verweerder erkend dat hij niet heeft gereageerd op de brieven van of namens de deken. 

Van een geldig excuus om niet te reageren is niet gebleken. Verweerder heeft aangevoerd dat hij is teleurgesteld in de belangenbehartiging van de deken, maar dat is geen geldig excuus. 

Klachtonderdeel a is hierom gegrond.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat verweerder, in weerwil van de controle vanwege de deken en de aanzeggingen van de deken om aan de bepalingen van de Vafi te voldoen, tot 10 oktober 2014 niet aan die bepalingen heeft voldaan. Voordien was er een bestuur dat niet enkel uit de in artikel 4.5 van de Modelstatuten bedoeld in artikel 1 sub o van de Vafi, genoemde personen bestond. Verweerder heeft derhalve eerst enkele dagen voor de zitting zorggedragen voor een toegestane inschrijving van het bestuur van zijn Stichting Derdengelden.

5.4 Het voorgaande brengt mee dat ook klachtonderdeel b gegrond is.

6 MAATREGEL

 Bij het bepalen van de maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder blijkbaar desbewust heeft verkozen om niet te reageren op de brieven van de deken en op de daarin vervatte aanzeggingen om de bestuurssamenstelling van de Stichting Beheer Derdengelden in orde te maken.

De raad neemt voorts in aanmerking dat in een tweede door de deken aanhangig gemaakte klachtzaak, bij de raad bekend onder nummer R.4577/14.162, gelijktijdig uitspraak wordt gedaan, waarbij een eveneens op gedragsregel 37 gebaseerde klacht gegrond wordt bevonden. De raad laat de gegrondverklaring in die zaak meewegen bij de onderhavige maatregel en zal in de andere zaak niet afzonderlijk een maatregel opleggen. 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

- legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, met bepaling dat de maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders zal bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.J. van der Gouw, P.S. Kamminga, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl