ECLI:NL:TADRSGR:2014:279 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4577/14.162

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:279
Datum uitspraak: 08-12-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R.4577/14.162
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dekenklacht dat verweerder stelselmatig handelt in strijd met gedragsregel 37. De deken heeft, naar aanleiding van bemiddelingsverzoeken of klachten van andere advocaten, meerdere brieven aan verweerder gestuurd, waarop verweerder niet heeft gereageerd. Verweerder erkent de verwijten. Van een geldig excuus om niet te reageren is niet gebleken. Klacht gegrond. De maatregel wordt meegenomen in de tweede beslissing jegens verweerder van dezelfde datum (R.4552/14.137).

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 4 augustus 2014, door de raad ontvangen op 4 augustus 2014, heeft klager ambtshalve klachten tegen verweerder ingediend.  

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van mr. A. lid van de Raad van Toezicht, namens klager, alsmede in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Bij brief van 5 maart 2014 heeft mr. J, advocaat te Den Haag, klager verzocht te bemiddelen bij het verkrijgen van een voorstel tot afwikkeling van een toevoeging in een strafzaak, in welke zaak verweerder destijds de behandeling van mr. J had overgenomen.

2.2 Bij brief van 6 maart 2014 heeft klager verweerder verzocht een verdelingsvoorstel toe te zenden dan wel anderszins te reageren op het bemiddelingsverzoek van mr. J.

2.3 Bij brief van 25 maart 2014 is verweerder nogmaals verzocht om een reactie, waarbij hem is verzocht die voor 1 april toe te zenden.

2.4 De stafjurist heeft verweerder op 25 april 2014 gebeld, waarbij verweerder toezegde de kwestie uiterlijk 14 mei 2014 te zullen afwikkelen. Het telefoongesprek is aan verweerder bevestigd bij brief van 30 april 2014.

2.5 Daar verweerder niet reageerde, is hij bij brief van 20 mei 2014 wederom gerappelleerd.

2.6 Bij brief van 30 mei 2014 heeft mr. J zich bij klager over verweerder beklaagd.

2.7 Bij brief van 4 juni 2014 heeft klager verweerder verzocht uiterlijk 26 juni 2014 zijn commentaar op de klacht te geven.

2.8 Bij brief van 15 juli 2014 heeft klager verweerder nogmaals verzocht inhoudelijk te reageren. Daartoe werd een termijn tot 22 juli 2014 geboden.

2.9 Op 17 juli 2014 bleek uit een bericht van mr. J dat verweerder met mr. J tot afwikkeling was overgegaan.

2.10 Op de voormelde brieven van klager c.q. de stafjurist heeft verweerder niet gereageerd.

2.11 Bij e-mail van 11 juni 2014 heeft mr. H, advocaat te Rotterdam, klager verzocht te bemiddelen tussen hem en verweerder, zodat tot verrekening van toevoegingsgelden zou kunnen worden overgegaan.

2.12 Bij e-mail van 12 juni 2014 heeft klager verweerder verzocht om voor 18 juni 2014 te reageren op het bemiddelingsverzoek van mr. H.

2.13 Op laatstgenoemde e-mail heeft verweerder gereageerd bij e-mail van 16 juni 2014. Voor één dossier deed verweerder een verrekeningsvoorstel; terzake van het andere dossier reageerde verweerder niet inhoudelijk.

2.14 Op 11 juli 2014 heeft de stafjurist telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder deelde mee dat hij binnen een week een voorstel tot verrekening aan mr. H zou zenden.

2.15 Daar het voorstel uitbleef, is verweerder bij e-mail van 17 juli 2014 een rappel gestuurd, waarbij hij in de gelegenheid is gesteld uiterlijk 21 juli 2014 te reageren.

2.16 Daar verweerder op laatstgenoemde e-mail niet reageerde, heeft klager verweerder bij brief van 29 juli 2014 een laatste maal in de gelegenheid gesteld de urenstaat aan mr. H toe te zenden en wel uiterlijk op 1 augustus 2014. Bij gebreke daarvan heeft klager een dekenklacht aangekondigd.

2.17 Op de e-mails van 17 juli en 29 juli 2014 heeft verweerder niet gereageerd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij stelselmatig handelt in strijd met gedragsregel 37.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is gedragsregel 37, inhoudende dat de advocaat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken.

5.2 Verweerder heeft de juistheid van de door klager gestelde feiten erkend. In het bijzonder heeft verweerder bevestigd dat hij niet heeft gereageerd op de in de klacht bedoelde brieven van of namens de deken.

5.3 Van een geldig excuus om niet te reageren is niet gebleken. Verweerder heeft aangevoerd dat hij is teleurgesteld in de belangenbehartiging van de deken, maar dat is geen geldig excuus. 

5.4 Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is.

6 MAATREGEL

 De raad neemt in aanmerking dat in een eerder door klager ingediende dekenklacht, bij de raad bekend onder nummer R.4552/14.137, waarbij klager eveneens handelen in strijd met gedragsregel 37 wordt verweten alsmede handelen in strijd met de Vafi, de raad heden uitspraak doet. Daarbij wordt aan verweerder een maatregel opgelegd waarbij de gegrondverklaring van de onderhavige klacht wordt meegewogen. Naar aanleiding van de gegrondverklaring van de onderhavige klacht zal de raad hierom  niet afzonderlijk een maatregel opleggen. 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.J. van der Gouw, P.S. Kamminga, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 11 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl