ECLI:NL:TADRSGR:2014:272 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4629/14.214

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:272
Datum uitspraak: 16-10-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4629/14.214
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. De klacht heeft betrekking op het geschil dat tussen klaagster en verweersters cliënt is ontstaan en niet zo zeer op de handelwijze van verweerster. Het tuchtrecht is niet bedoeld om een inhoudelijk oordeel te krijgen over een civielrechtelijke aangelegenheid. Klaagster dient zich hiervoor te wenden tot de civiele rechter. Klacht kennelijk ongegrond.  

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 24 september 2014 met kenmerk K158 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 25 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Sinds september 2011 is klaagster met haar buurman, cliënt van verweerster, in een geschil verwikkeld ten aanzien van op zijn balkon aangebrachte constructies.

1.3 De gemeente L. heeft bij brief van 10 oktober 2013 de buurman op de hoogte gesteld van haar bevindingen omtrent de verschillende constructies op zijn balkon. 1.4 Klaagster heeft verweerster op de hoogte gesteld van de inhoud van deze brief. De cliënt van verweerster heeft de constructies nog altijd niet verwijderd.

1.5 Verweerster heeft namens haar cliënt een procedure jegens klaagster aanhangig gemaakt betreffende een door de cliënt van verweerster gevorderd verbod jegens klaagster tot het voeren van duiven op klaagsters balkon en een verbod op lasterlijke uitlatingen door klaagster over de cliënt van verweerster. De cliënt van verweerster heeft deze procedure in eerste aanleg verloren en heeft tegen het afwijzende vonnis hoger beroep ingesteld.

1.6 Bij brief van 8 juni 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij haar cliënt, de wederpartij van klaagster, er op dient te wijzen dat hij handelt in strijd met de wet en dat hij de door hem op zijn balkon aangebrachte constructies, waaronder een rookoven, dient te verwijderen.

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Op basis van de stukken en het door partijen gestelde kan niet worden vastgesteld dat verweerster bovenomschreven vrijheid heeft overschreden.

3.3 Uit de stukken blijkt dat klaagster van mening is dat verweerster haar cliënt dient te bewegen de constructies op zijn balkon te verwijderen, nu deze volgens haar in strijd zijn met de splitsingsakte en het huishoudelijk reglement.

3.4 De klacht heeft betrekking op het geschil dat tussen klaagster en verweersters cliënt is ontstaan en niet zo zeer op de handelwijze van verweerster. Het tuchtrecht is niet bedoeld om een inhoudelijk oordeel te krijgen over een civielrechtelijke aangelegenheid. Klaagster dient zich hiervoor te wenden tot de civiele rechter.

3.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 16 oktober 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.