ECLI:NL:TADRSGR:2014:270 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4626/14.211

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:270
Datum uitspraak: 16-10-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4626/14.211
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen verweerster in haar hoedanigheid van stafjurist bij de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Niet is komen vast te staan dat verweerster zich bij de behandeling van klagers klachten schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling en vooringenomenheid. Niet (voldoende gemotiveerd) betwist is verder dat de door klager ingediende klachten zijn behandeld conform de Leidraad Dekenale Klachtbehandeling.  Klacht kennelijk ongegrond nu niet is komen vast te staan dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur op enige wijze heeft geschaad.

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 22 september 2014 met kenmerk K202 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 24 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft in haar hoedanigheid van stafjurist bij de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden werkzaamheden verricht in verschillende klachtprocedures die klager aanhangig heeft gemaakt.

1.3 Bij e-mailberichten van 26 maart 2014, 24 en 25 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij zich bij de werkzaamheden die zij voor klager ten aanzien van de door hem ingediende klachten heeft verricht, schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling en vooringenomenheid. Tevens is klager van mening dat zijn klachten niet conform de richtlijnen voor klachtbehandeling zijn afgehandeld. De klachten hadden volgens klager niet door verweerster in behandeling genomen mogen worden, omdat klager tegen haar reeds een klacht had ingediend. Verweerster zou ook geen gehoor geven aan klagers verzoeken teneinde te bewerkstelligen dat de behandelend advocaten afschriften van zijn dossiers aan hem zouden sturen.

3 BEOORDELING

3.1 Klager klaagt over de wijze waarop zijn klachten en zijn verzoek tot bemiddeling door verweerster in behandeling zijn genomen. Verweerster heeft die werkzaamheden verricht in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, namelijk als stafjurist bij de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals in het onderhavige geval, blijft het advocatentuchtrecht van toepassing, maar de tuchtrechter zal in een dergelijk geval toetsen aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocatuur door de gedragingen wordt geschaad. 

3.2 Niet is komen vast te staan dat verweerster zich bij de behandeling van klagers klachten schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling en vooringenomenheid. Niet (voldoende gemotiveerd) betwist is verder dat de door klager ingediende klachten zijn behandeld conform de Leidraad Dekenale Klachtbehandeling.

3.3 Verder kan het feit dat verweerster klager namens de deken bericht heeft dat hij geen belang had bij het opvragen van de originele dossiers aan verweerster niet worden tegengeworpen.

3.4 Het feit dat klager een klacht tegen verweerster had ingediend, betekende, tenslotte niet dat zij de klachten die klager indiende tegen advocaten in het arrondissement Den Haag niet in behandeling mocht nemen.

3.5 Gezien het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen, nu niet is komen vast te staan dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur op enige wijze heeft geschaad.

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 16 oktober 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.