ECLI:NL:TADRSGR:2014:27 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4445/14.31

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:27
Datum uitspraak: 11-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4445/14.31
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht ziet op de dienstverlening van verweerder aan klager in 2009. Klager heeft geen reden aangevoerd waarom hij zo lang, 4 jaar, heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Dat dit lange wachten in dit geval verschoonbaar zou moeten worden geacht kan dan ook niet worden vastgesteld.   Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 30 januari 2014 met kenmerk R 2014/18 ml, door de raad ontvangen op 31 januari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in 2009 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een procedure tegen een psychiatrische instelling.

1.2 Verweerder heeft klager vervolgens op zijn kantoor ontvangen voor een bespreking op 8 oktober 2009.

1.3 Het geschil betrof de onvrijwillige separatie van klager in een psychiatrische instelling, waarin hij toen opgenomen was, alsmede de toediening van volgens hem onjuiste medicatie, een en ander in 2004.

1.4 Verweerder heeft een toevoeging voor klager aangevraagd en verkregen.

1.5 De Raad voor Rechtsbijstand heeft aan klager een eigen bijdrage opgelegd van € 39,--.

1.6 Verweerder heeft klager destijds laten weten dat hij geen mogelijkheden zag om een zaak tegen de psychiatrische instelling te beginnen.

1.7 Verweerder heeft vervolgens, volgens de vaststelling vergoeding van de Raad voor Rechtsbijstand, een vergoeding ten bedrage van € 245,11 ontvangen.

1.8 Klager heeft zich begin november 2013 opnieuw tot verweerder gewend met de vraag of hij een procedure tegen de psychiatrische instelling aanhangig wil maken.

1.9 Bij brief van 3 november 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken. 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij jegens klager tekort is geschoten, doordat hij destijds klagers zaak niet in behandeling heeft willen nemen. Klager is voorts van mening dat verweerder een onevenredig hoge vergoeding heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden in de zaak.

3. BEOORDELING

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 De klacht ziet op de dienstverlening van verweerder aan klager in 2009. Klager heeft geen reden aangevoerd waarom hij zo lang, 4 jaar, heeft gewacht met het indienen van zijn klacht. Dat dit lange wachten in dit geval verschoonbaar zou moeten worden geacht kan dan ook niet worden vastgesteld. Gelet hierop dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.3 Ten overvloede overweegt de voorzitter nog het volgende.

- Als uitgangspunt geldt dat een advocaat niet gehouden is een zaak in behandeling te nemen, waarvan hij meent dat er geen reëel resultaat te behalen valt.

- Verweerder heeft geen belang bij zijn klacht dat verweerder een te hoge toevoegingsvergoeding heeft ontvangen.

- Gelet op een en ander kan ook niet worden vastgesteld dat verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld dan wel tekort is geschoten.

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 11 februari 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.