ECLI:NL:TADRSGR:2014:269 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4625/14.210

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:269
Datum uitspraak: 16-10-2014
Datum publicatie: 13-01-2015
Zaaknummer(s): R. 4625/14.210
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Artikel 46e van de Advocatenwet. Gelet op deze bepaling stond het de deken vrij de klacht voor onderzoek te verwijzen naar verweerder en behoefde verweerder klager daarover niet expliciet te informeren. Bijzondere omstandigheden die daaraan in dit geval in de weg zouden staan zijn gesteld noch gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 23 september 2014 met kenmerk K217 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 24 september 2014 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft, in zijn hoedanigheid van waarnemend deken, tijdens de afwezigheid van de deken een klacht van klager onderzocht en afgehandeld.

1.3 Bij e-mail van 29 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij klager niet bij het onderzoek heeft betrokken en hem niet heeft geïnformeerd over het feit dat hij de klacht zou behandelen en onderzoeken. Voorts verwijt klager verweerder dat hij de klachten van klager niet volledig heeft behandeld en nooit een reactie heeft gegeven op zijn e-mail berichten.

3 BEOORDELING

3.1 Artikel 46c lid 3 van de Advocatenwet bepaalt dat de deken bevoegd is een bij hem ingediende klacht te verwijzen naar een lid van de raad van toezicht ten einde haar te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in dat artikel en de artikelen 46d en 46e is omschreven.

3.2 Gelet op deze laatste bepaling stond het de deken vrij de klacht voor onderzoek te verwijzen naar verweerder en behoefde de deken dan wel verweerder klager daarover niet expliciet te informeren. Bijzondere omstandigheden die daaraan in dit geval in de weg zouden staan zijn gesteld noch gebleken.

3.3 De overige verwijten zijn door klager niet nader onderbouwd, zodat het niet mogelijk is de juistheid daarvan vast te stellen.

3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 16 oktober 2014

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.