ECLI:NL:TADRSGR:2014:263 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4602/14.187

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:263
Datum uitspraak: 17-09-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4602/14.187
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verwijt betreft dat verweerder de betaling van een door klaagster betiwste en niet erkende geldvordering probeert af te dwingen middels een faillissementsaanvraag. Verweerder is echter met zijn handelen gebleven binnen de vrijheidsgrenzen die hem als advocaat van de wederpartij toekomt. Klacht kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk R 2014/68 ml, door de Raad ontvangen op 19 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Tussen klaagster en X B.V. bestaat een juridisch geschil in het kader van door X B.V. voor klaagster verrichte werkzaamheden. X B.V. vordert van klaagster een bedrag van € 16.625,40 ter zake meerdere openstaande facturen.

1.2 Verweerder behartigt de belangen van X B.V. in bovengenoemd geschil.

1.3 Bij brief van 24 maart 2014 heeft verweerder klaagster een sommatiebrief doen toekomen. Tevens heeft verweerder aangekondigd dat wanneer niet binnen de gestelde termijn het verschuldigde bedrag wordt voldaan X B.V. hem opdracht heeft gegeven rechtsmaatregelen jegens klaagster te treffen, meer specifiek een faillissementsverzoek tegen klaagster in te dienen.

1.4 Bij brief van 2 april 2014 met bijlagen heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij de betaling van een door klaagster betwiste en niet erkende geldvordering probeert af te dwingen en dat hij klaagster probeert te chanteren met een faillissementsaanvraag. De schade die aangericht wordt met een faillissementsaanvraag staat niet in verhouding tot de hoogte van de betwiste vordering.

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de advocaat van haar wederpartij in een civiel geschil betreffende een openstaande factuur voor werkzaamheden die volgens de cliënt van verweerder voor klaagster zijn uitgevoerd. Klaagster verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten en nog steeds tekortschiet, omdat hij probeert klaagster tot betaling te chanteren van een door klaagster betwiste en niet erkende geldvordering.

3.3 Uit de stukken volgt dat verweerder door X B.V. is ingeschakeld, nadat de facturen van X B.V. aan klaagster door klaagster onbetaald bleven. Klaagsters klacht vindt zijn basis in het (juridisch) verschil van inzicht met (de cliënte van) verweerder over de verschuldigdheid van de facturen van X B.V. Het is echter niet aan de tuchtrechter, maar aan de civiele rechter om hierover een uitspraak te doen. Verweerder heeft van zijn cliënte opdracht gekregen om klaagster tot betaling van haar vordering te bewegen. Het is de taak van de advocaat om de wederpartij tot betaling te laten overgaan. Klaagster is van mening dat verweerder haar probeert te chanteren met een faillissementsaanvraag. Verweerder heeft echter bij de belangenhartiging van zijn cliënte gebruik gemaakt van de mogelijkheden die  de wet hem biedt en heeft daarbij geen tuchtrechterlijke norm geschonden. Het staat klaagster vrij om bij een eventuele faillissementsaanvraag verweer te voeren door bijvoorbeeld de vordering van de cliënte van verweerder en/of de bij een faillissementsaanvraag vereiste steunvordering te betwisten.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 17 september 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.