ECLI:NL:TADRSGR:2014:255 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4470/14.56

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:255
Datum uitspraak: 06-10-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4470/14.56
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen gronden voor verzet aangevoerd anders dan uitwerking en herhaling van de klacht.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de beslissing d.d. 28 februari 2014 van het Hof van Discipline  waarmee bovenstaande klacht naar de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage is verwezen alsmede van de brief van 19 december 2013 met kenmerk rm/np-md/13-264 van de deken van de Orde van Advocaten in Noord-Holland  aan het Hof van Discipline, door de raad ontvangen op 3 maart 2014.

1.2 Bij beslissing van 25 maart 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 maart 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 7 april 2014, door de raad ontvangen op 8 april 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 1 september 2014 van de raad  in aanwezigheid van verweerster die ter zitting werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. D. Klaagster is hoewel behoorlijk opgeroepen zonder bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster is als jeugdarts meer dan 16 jaar werkzaam bij Jeugdgezondheidszorg K. , hierna “JGZ”.

2.3 Door het UWV is vastgesteld dat klaagster arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van een aandoening in de wervelkolom.

2.4 Nadat aan klaagster een IVA-uitkering is toegekend, heeft JGZ aan klaagster aangeschreven over een beëindiging van  de arbeidsovereenkomst en is klaagster uitgenodigd tot het voeren van overleg.

2.5 Klaagster heeft gesteld dat JGZ (mede) debet is aan haar arbeidsongeschiktheid wegens het laten voortduren van chronische overbelasting met te zware rugbelastende activiteiten, waarvoor klaagster JGZ aansprakelijk heeft gesteld.

2.6 Klaagster heeft een voorstel aan JGZ gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst tegen betaling van een vergoeding van € 150.000,00.

2.7 Verweerster heeft vervolgens de belangen van JGZ behartigd en klaagster op 18 juni 2013 een e-mail bericht gezonden. In dit e-mail bericht verwijst verweerster naar een brief van de 15 juli 2011 van de revalidatiearts betreffende een terugkoppeling van zijn bevindingen.

2.8 Bij e-mail bericht van 20 juni 2013 heeft verweerster aan de gemachtigde van klaagster doen toekomen een e-mail bericht van 2 augustus 2011 van klaagster  aan JGZ met als bijlage de brief van 15 juli 2011 van de revalidatiearts.

2.9 Bij brief van 4 juli 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de Amsterdamse deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a.  onrechtmatig verkregen informatie, waaronder medische informatie, over klaagster, in klaagsters nadeel heeft gebruikt als gevolg waarvan de belangen van klaagster onevenredig worden geschaad;

b.  in haar brief van 20 september 2013 aan klaagster schrijft, dat JGZ geen financiële regeling met klaagster zal treffen onder druk van klachtprocedures en dreigementen om de pers te zoeken.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a. klaagster de medische informatie niet heeft verstrekt aan de cliënt van verweerster, echter aan een BIG-geregistreerde verpleegkundige die een beroepsgeheim heeft. Mondeling is tevens met haar overeengekomen dat die informatie geheim zou blijven. Klaagster heeft derhalve wel een beroep op geheimhouding gedaan.

b. Van een advocaat mag worden verwacht dat de rechtsgang niet wordt geantagoneerd. Elke insinuatie dat tuchtrechtelijke klachtprocedures een redelijke oplossing in de weg staan, is verwerpelijk. Een advocaat dient zich toetsbaar op te stellen en persoonlijk belang op de achtergrond te stellen. Zeker van een plaatsvervangend lid van de Raad mag worden verwacht dat eigen belang te allen tijde achter wordt gesteld.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat zij de belangen behartigt van JGZ. Het UWV heeft aan klaagster een zogeheten IVA-uitkering toegekend, daar zij volledig en permanent ongeschikt werd geacht op haar werk te kunnen verrichten. JGZ heeft klaagster na toekenning daarvan geschreven, dat aan de arbeidsovereenkomst een einde zou komen. Klaagster heeft daarop laten weten zich te zullen verweren in een ontslagprocedure en dan een aanzienlijke schadeloosstelling te zullen vorderen.

4.2 Op verzoek van JGZ heeft verweerster op 18 juni 2013 inhoudelijk gereageerd. Het verwijt van klaagster betreft punt 6 van die brief, waarin zij een advies voor verdere behandeling bij een perifeer psycholoog aanhaalt. Dat advies heeft klaagster als bijlage bij een e-mail van 2 augustus 2011 aan JGZ toegezonden. Niet valt in te zien waarom partijen (onderling) niet over dat door klaagster zelf ingebrachte stukken zouden mogen discussiëren.

4.3 Het verweer houdt in, dat:

- vrijwel alle medische informatie door klaagster is gedeeld met JGZ ‘juist omdat het geen geheim was’. Die informatie had ten doel vast te stellen wat in het kader van de re-integratie nog mogelijk was. Tussen klaagster en JGZ bestaat geen patiënt/arts/verpleegkundige-relatie maar een relatie als werknemer/werkgever.

- zo al op JGZ een medisch beroepsgeheim rust, dat niet geschonden is door informatie te verstrekken aan mr. P, die de informatie niet openbaar heeft gemaakt;

- het tot de fundamentele rechtsbeginselen behoort, dat JGZ zijn gehele positie, inclusief zijn kennis met betrekking tot medische gegevens, zou kunnen en mogen bespreken met zijn advocaat, die gebonden is aan een geheimhoudingsplicht.

4.4 Verweerster betwist dat klaagster door haar of door JGZ zou zijn geïntimideerd en gechanteerd en dat zou zijn geconcludeerd dat zij ongeschikt is voor het werk vanwege psycho-sociale factoren.

4.5 Verweerster komt een grote mate van vrijheid toe de belangen van JGZ te behartigen op een wijze die haar goeddunkt. Klaagster lijdt door de betwiste handelwijze geen schade. Partijen zijn nog met elkaar in gesprek over een eventuele beëindiging van de arbeidsrelatie.

4.6 Verweerster heeft bij brief van 28 augustus 2013 nog laten weten, dat op medische informatie in het kader van een civiele procedure geen beroep zal worden gedaan en dat die informatie uit het dossier verwijderd zal worden.

5 BEOORDELING

 5.1 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. N, Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- deken van de Orde van Advocaten bij de Hoger Raad der Nederlanden

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.