ECLI:NL:TADRSGR:2014:253 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4617/14.202

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:253
Datum uitspraak: 07-10-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4617/14.202
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klager meerdere malen aangegeven niets in de zaak te zien en hem geadviseerd de zaak te laten rusten. Wanneer klager zich niet kon verenigen met het advies van verweerder, stond het hem vrij een andere advocaat te raadplegen voor advies in deze kwestie.  Klager heeft verweerder verzocht de door hem betaalde eigen bijdragen alsmede het griffiegeld aan hem terug te betalen. De voorzitter is van oordeel dat van een advocaat niet kan worden verwacht dat hij een zaak in behandeling neemt en zijn cliënt adviseert, ook al is dat negatief, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Op een advocaat rust immers een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting.  Klachtenonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 10 september 2014 met kenmerk K117 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 10 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich tot verweerder gewend wegens twee kwesties.

1.2 De eerste kwestie betrof een verhuiskostenvergoeding/schadevergoeding  te verhalen bij de voormalig verhuurder van klager door een gedwongen verhuizing wegens overlast.

1.3 Bij e-mail bericht van 21 januari 2014 heeft verweerder klager hierover negatief geadviseerd.

1.4 In de tweede kwestie heeft verweerder klager bijgestaan met betrekking tot een conflict met de woningbouwvereniging wegens gebreken aan zijn woning.

1.5 De Rechtbank Rotterdam heeft in deze kwestie op 14 februari 2014 vonnis gewezen. In deze kwestie had de Geschillencommissie Huursector reeds uitspraak gedaan, reden waarom de rechtbank een gedeelte van klagers vorderingen heeft afgewezen.

1.6 Bij e-mail van 1 mei 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij

  a. niet voortvarend te werk is gegaan in de zaak met betrekking tot de verhuiskostenvergoeding, althans niets voor klager heeft gedaan;

  b. in de tweede zaak een processtuk heeft opgesteld en verstuurd aan de rechtbank zonder overleg met klager alsmede dat verweerder heeft nagelaten de rechtbank te verzoeken een comparitie van partijen te gelasten en heeft nagelaten door klager aangeleverde bewijsstukken in de procedure over te leggen.

   Voorts vermoedt klager dat verweerder met de advocaat van de wederpartij onderling overleg heeft gevoerd zonder klager daarover te informeren.

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3 Uit de stukken volgt dat verweerder klager bij e-mail van 11 september 2013 heeft bericht dat hij hem op korte termijn zal berichten over de kwestie bettreffende de verhuiskostenvergoeding, dat hij klagers kansen erg laag inschat, maar dat hij het dossier op verzoek van klager nogmaals zal bestuderen. Verweerder heeft gesteld dat hij de zaak al eerder had bekeken, maar dit op verzoek van klager nogmaals heeft gedaan. Verweerder heeft klager meerdere malen aangegeven niets in de zaak te zien en hem geadviseerd de zaak te laten rusten. Wanneer klager zich niet kon verenigen met het advies van verweerder, stond het hem vrij een andere advocaat te raadplegen voor advies in deze kwestie.

 Klager heeft verweerder verzocht de door hem betaalde eigen bijdragen alsmede het griffiegeld aan hem terug te betalen. De voorzitter is van oordeel dat van een advocaat niet kan worden verwacht dat hij een zaak in behandeling neemt en zijn cliënt adviseert, ook al is dat negatief, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Op een advocaat rust immers een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Het is niet aan verweerder maar aan de rechter om een comparitie van partijen te gelasten. De rechter heeft het kennelijk geraden geacht de zaak schriftelijk voort te zetten met  re- en dupliek. Door verweerder is overigens onweersproken gesteld dat hij naar aanleiding van de rolbeslissing van de kantonrechter nog wel navraag heeft laten doen door zijn secretaresse naar de reden van het niet gelasten van de door klager en verweerder verwachte comparitie.

3.5 Klager heeft gesteld dat verweerder een brief dan wel processtuk zonder overleg met hem heeft ingediend bij de rechtbank. Verweerder heeft hiertegenover aangevoerd dat hij klager heeft betrokken bij de opstelling van zowel de dagvaarding als de conclusie van repliek . Dit is door klager niet nader weersproken.

3.6 De overige verwijten van klager zijn door verweerder betwist en de juistheid ervan kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.

3.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 7 oktober 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.