ECLI:NL:TADRSGR:2014:251 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4592/14.177
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2014:251 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-10-2014 |
Datum publicatie: | 24-10-2014 |
Zaaknummer(s): | R. 4592/14.177 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Door klager zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat verweerder de aansprakelijkheidsstelling van mr. K. zou opstellen, althans hierin actie te ondernemen. Verweerder heeft, onder verwijzing en overlegging van voornoemde beslissing van de Raad van Discipline, gesteld dat hij de zaak tegen mr. K. nooit in behandeling heeft genomen. Bij gebreke van enige nadere onderbouwing van de zijde van klager kan de gegrondheid dit verwijt niet worden vastgesteld. Verweerder heeft klager bericht dat hij geen mogelijkheden zag in de kwestie met de gemeente. Het had op klagers weg gelegen, indien hij het niet eens was met het advies van verweerder, dat te melden, dan wel een andere advocaat voor deze kwestie in te schakelen. Ook overigens is niet gebleken dat hij klager over de voortgang van de zaak niet heeft geïnformeerd. Klacht kennelijk ongegrond. |
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk K054 2014 bm/cvo, door de Raad ontvangen op 18 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Uit een beslissing van 14 november 2011 van de Raad van Discipline over een klacht van klager tegen diens vorige advocaat, mr. K., blijkt dat de door mr. K. gemaakte beroepsfout definitief met klager door diens verzekeraar is afgewikkeld en dat mr. K. in dit verband geen tuchtrechtelijk verwijt trof.
1.2 Bij brief van 12 juni 2012 heeft verweerder klager bericht dat hij stukken van hem heeft ontvangen in een procedure bij de kantonrechter, waarin klager in persoon heeft geprocedeerd. Verweerder heeft klager geadviseerd de zaak te laten rusten in verband met de kosten en de “volstrekte” onduidelijkheid over het te voeren van verweer.
1.3 Bij brief van 26 juli 2012 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een bespreking naar aanleiding van een telefonisch verzoek daartoe van klager.
1.4 Verweerder heeft klager bij brief van 8 april 2013 bericht dat hij stukken heeft opgevraagd met betrekking tot de kwestie tegen gemeente Delft, en heeft hij opgemerkt dat hij zodra mogelijk op een en ander terug komt.
1.5 Op 8 oktober 2013 heeft verweerder een gesprek met klager gehad. Het besprokene heeft verweerder bij brief van 23 oktober 2013 aan klager bevestigd. Verweerder heeft aangegeven dat klager “geen zaak heeft”.
1.6 Bij brief van 31 oktober 2013 heeft verweerder een op die datum ontvangen fax van klager beantwoord. Verweerder heeft klager andermaal bericht dat hij “geen zaak heeft” en meegedeeld dat er van lopende procedures geen sprake is.
1.7 Bij brieven van 11 en 24 februari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij bij de behandeling van zijn zaken niet voortvarend te werk is gegaan. Verweerder zou klager ten eerste bijstaan bij het opstellen van een aansprakelijkstelling van zijn vorige advocaat, die een beroepsfout had gemaakt. Verweerder heeft hierin nimmer actie ondernomen. In de tweede plaats heeft verweerder in een zaak tegen de gemeente niets gedaan. Hij heeft klager nimmer geïnformeerd over voortgang van de zaken dan wel kopieën van de stukken doen toekomen.
3 BEOORDELING
3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.
3.3 Door klager zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat verweerder de aansprakelijkheidsstelling van mr. K. zou opstellen, althans hierin actie te ondernemen. Verweerder heeft, onder verwijzing en overlegging van voornoemde beslissing van de Raad van Discipline, gesteld dat hij de zaak tegen mr. K. nooit in behandeling heeft genomen. Bij gebreke van enige nadere onderbouwing van de zijde van klager kan de gegrondheid dit verwijt niet worden vastgesteld.
3.4 Verweerder heeft klager op 31 oktober 2013 per brief medegedeeld dat er geen lopende procedures zijn, nu hij op 23 oktober 2013 klager heeft bericht dat hij geen mogelijkheden zag in de kwestie met de gemeente. Het had op klagers weg gelegen, indien hij het niet eens was met het advies van verweerder, dat te melden, dan wel een andere advocaat voor deze kwestie in te schakelen. Ook overigens is niet gebleken dat hij klager over de voortgang van de zaak niet heeft geïnformeerd.
3.5 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 4 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.