ECLI:NL:TADRSGR:2014:249 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4603/14.188

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:249
Datum uitspraak: 02-09-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4603/14.188
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht advocaat in hoedanigheid van bijzonder curator. Uit de door klager overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster onverdedigbare of onbegrijpelijke afwegingen heeft gemaakt dan wel anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Daaruit blijkt evenmin dat verweerster andere belangen dan die van zijn dochter heeft behartigd. Uit de hoedanigheid van verweerster als bijzonder curator kan voortvloeien dat zij stellingen inneemt en standpunten verwoordt die klager niet welgevallig zijn. Dat is op zichzelf niet klachtwaardig. Klager heeft zich daartegen bij de rechtbank en het Gerechtshof kunnen verweren. Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk R 2014/72, door de Raad ontvangen op 19 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Op 1 december 2010 is de dochter van klager geboren. Klager heeft zijn dochter destijds niet erkend. De affectieve relatie van klager met de moeder van zijn dochter is in juni 2011 geëindigd.

1.2 Op 4 oktober 2012 is de dochter van klager erkend door de nieuwe partner van de moeder van de dochter van klager.

1.3 Naar aanleiding hiervan heeft klager een verzoek bij de rechtbank Rotterdam ingediend tot vernietiging van de erkenning en tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de erkenning van zijn dochter.

1.4 Het verzoek strekte daarnaast tot toekenning van het gezag over zijn dochter.

1.5 Op 6 maart 2013 heeft de rechtbank verweerster benoemd tot bijzonder curator van klagers dochter.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij zich in haar hoedanigheid van bijzonder curator partijdig heeft opgesteld, althans zich heeft laten beïnvloeden door de ex-partner van klager en de rechtbank onjuist heeft geadviseerd, waardoor de belangen van klager zijn geschaad.

2.2 Ter toelichting heeft klager op een aantal passages uit het verweerschrift van 25 maart 2014 van verweerster gewezen, die volgens klager feitelijk onjuist zijn. Klager kan zich niet vinden in de door verweerster getrokken conclusies in het rapport en meent dat deze conclusies partijdig zijn.

3 BEOORDELING

3.1 Verweerster was ten tijde van het haar verweten handelen door de rechtbank benoemd tot bijzonder curator van klagers dochter. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerster zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Daarvan zal eerst bij ernstig disfunctioneren sprake kunnen zijn.

3.2 Klager verwijt verweerster specifiek dat zij zich partijdig heeft opgesteld en de rechter bewust onjuist heeft geïnformeerd. Verweerster heeft deze stellingen gemotiveerd betwist.

3.3 Uit de door klager overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster onverdedigbare of onbegrijpelijke afwegingen heeft gemaakt dan wel anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. Daaruit blijkt evenmin dat verweerster andere belangen dan die van zijn dochter heeft behartigd. Uit de hoedanigheid van verweerster als bijzonder curator kan voortvloeien dat zij stellingen inneemt en standpunten verwoordt die klager niet welgevallig zijn. Dat is op zichzelf niet klachtwaardig. Klager heeft zich daartegen bij de rechtbank en het Gerechtshof kunnen verweren.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 september 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op  september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.