ECLI:NL:TADRSGR:2014:24 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4217/13.124

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:24
Datum uitspraak: 03-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): R. 4217/13.124
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het verzet tegen de voorzittersbeslissing is niet-ontvankelijk nu het verzet niet binnen de gestelde termijn is ingesteld.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 7 juni 2013 aan de Raad van Discipline, door de raad ontvangen op 10 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 27 juni 2013 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 28 juni 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 13 juli 2013, door de raad ontvangen op 13 juli 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 2 december 2013 van de raad in aanwezigheid van klagers. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomen.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet meer in het bijzonder doordat zij met het indienen van haar klacht bij de Deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant probeert mr. L. uit te schakelen, zodat hij niet meer in staat is de belangen van klagers te behartigen. Klagers zijn van mening dat de klacht van verweerster in flagrante strijd met alle principiĆ«le rechtsbeginselen is. 

3.2 Klagers hebben geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

4.2 Ingevolge artikel 46h Advocatenwet kan de klager binnen veertien dagen na de verzending van de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline.

4.3 De beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter is blijkens het dossier  aangetekend aan klagers verzonden bij brief van 28 juni 2013. In die brief zijn klagers er op gewezen dat zij, indien zij zich met de beslissing niet konden verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet konden aantekenen bij de raad aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad. Aan het slot van de beslissing is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad.

4.4 Uit de stukken volgt dat het verzetschrift van klagers is ontvangen op 13 juli 2013. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de termijn van veertien dagen. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk, waarbij de raad opmerkt dat klagers bij de behandeling van het verzet geen feiten of omstandigheden, die tot een ander oordeel ten aanzien van de ontvankelijkheid nopen, hebben aangevoerd en dat van het bestaan van zulke feiten en omstandigheden ook anderszins niet is gebleken.

5 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij in het arrondissement Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.