ECLI:NL:TADRSGR:2014:225 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4619/14.204

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:225
Datum uitspraak: 29-09-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4619/14.204
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uit de stukken blijkt dat klager de onderliggende procedure tegen mevrouw A. aanhangig heeft gemaakt. Het is vervolgens aan mevrouw A. om zich tegen die vordering te verdedigen op een wijze die haar goeddunkt. Zelfs al zou zij hebben besloten zich als proefkonijn te laten gebruiken, staat dit haar vrij. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van gedragingen van verweerder op basis waarvan hij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De beslissing van de LSA om een proces te financieren is een beslissing van de vereniging, niet een beslissing van de voorzitter van deze vereniging als persoon.   Klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam d.d. 12 september 2014 met kenmerk R 2014/77 A, door de Raad ontvangen op 15 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Medio 2013 heeft mevrouw A. zich tot klager gewend met het verzoek haar bij te staan in het kader van een letselschadezaak.

1.2 In oktober 2013 heeft mevrouw A. zich tot verweerder gewend met het verzoek de behandeling van de zaak van klager over te nemen.

1.3 Klager heeft in het kader van de behandeling van het dossier van mevrouw A. prijsafspraken gemaakt. Klager stelt met mevrouw A. te hebben afgesproken dat hij een succesfee van 25% ex BTW in rekening kon brengen. Daarnaast heeft klager de buitengerechtelijke kosten bij de verzekeraar gedeclareerd.

1.4 Verweerder heeft zich namens mevrouw A. op het standpunt gesteld dat klager geen recht heeft op deze succesfee, waarna klager mevrouw A. in rechte betrokken heeft. In deze procedure wordt mevrouw A. bijgestaan door mr. K..

1.5 De kosten van deze procedure komen voor rekening van de Vereniging van Letselschade Advocaten, verder LSA. Verweerder is voorzitter van deze vereniging.

1.6 Bij brief van 23 april 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat:

a. hij mevrouw A. als “proefkonijn” tegen hem gebruikt door als voorzitter van de LSA een civiel proces te financieren. Klager meent dat daarbij geen te respecteren belang van de LSA in het spel is, maar dit enkel is bedoeld om hem te schaden;

b. hij in strijd met zijn geheimhoudingsplicht heeft gehandeld door deze zaak open en bloot aan de LSA voor te leggen;

c. sprake is van ontoelaatbare belangenverstrengeling en misbruik van bevoegdheid, nu de LSA zich alleen heeft te richten op de belangen van haar advocaat-leden en niet op een voormalige cliënte van de voorzitter.

3 BEOORDELING

3.1 Op voorhand wordt opgemerkt dat de onderhavige klacht niet ziet op de werkzaamheden van verweerder als advocaat, maar op zijn werkzaamheden als voorzitter van de LSA.

3.2 Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem of haar gelden, dat, indien die advocaat zich bij de vervulling van diens andere hoedanigheid gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3 Uit de stukken blijkt dat klager de onderliggende procedure tegen mevrouw A. aanhangig heeft gemaakt. Het is vervolgens aan mevrouw A. om zich tegen die vordering te verdedigen op een wijze die haar goeddunkt. Zelfs al zou zij hebben besloten zich als proefkonijn te laten gebruiken, staat dit haar vrij. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van gedragingen van verweerder op basis waarvan hij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De beslissing van de LSA om een proces te financieren is een beslissing van de vereniging, niet een beslissing van de voorzitter van deze vereniging als persoon.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

3.4 Vooropgesteld zij dat het klachtrecht enkel is bedoeld voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Uit de gestelde verwijten volgt niet dat klager rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

3.5 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4 BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen b en c als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 september 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.