ECLI:NL:TADRSGR:2014:218 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4405/13.213a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:218
Datum uitspraak: 15-09-2014
Datum publicatie: 24-10-2014
Zaaknummer(s): R. 4405/13.213a
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een verzetzaak. De raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Het verzet is ongegrond.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 december 2013 met kenmerk K310 2013, door de raad ontvangen op 4 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 31 december 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op

6 januari 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij faxbrief, gedateerd 10 januari 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014 in aanwezigheid van verweerder met zijn gemachtigde, tevens kantoorgenoot,

mr. N. Klaagster is zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

   de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klaagster d.d. 10 januari 2014.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Op 7 juni 2013 hebben voormalige werknemers van klaagster zich tot verweerder gewend.

2.2 In opdracht van de cliënten van verweerder is conservatoir derdenbeslag gelegd onder de bank ten laste van klaagster.

2.3 Verweerder heeft namens cliënten een verzoek tot faillietverklaring van klaagster ingediend op 17 juni 2013.

2.4 Bij beslissing van 23 juli 2013 van de rechtbank Den Haag is het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

2.5 Klaagster heeft bij brief van 26 augustus 2013 een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klaagster verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij onjuiste rechtsmaatregelen heeft genomen waardoor klaagster en klanten van klaagster ernstig zijn benadeeld. Verweerder heeft het faillissement aangevraagd van klaagster sub 1 op grond van niet bestaande vorderingen. Ter toelichting hebben klaagsters gesteld dat klaagster niet in de situatie verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Personeelsleden hebben onder leiding van verweerder gedurende een maand hun werk neergelegd, terwijl het loon van die maand nog niet opeisbaar was. Door het neerleggen van de werkzaamheden is grote schade ontstaan binnen de onderneming. Vanwege deze werkweigering zijn enkele werknemers ontslagen. Voor deze personen heeft verweerder een faillissementsaanvraag ingediend, terwijl er helemaal geen vorderingen op de onderneming bestonden. Klaagster verwijt verweerder ten slotte dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling in van hetgeen in het dekenonderzoek naar voren is gebracht.

4 BEOORDELING

4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klaagster in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

5. BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

15 september 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 16 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.