ECLI:NL:TADRSGR:2014:207 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4302/13.209a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:207
Datum uitspraak: 14-04-2014
Datum publicatie: 19-09-2014
Zaaknummer(s): R.4302/13.209a
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen verweerder en een kantoorgenoot wegens onder meer excessief declareren en het nemen van executiemaatregelen tegen klaagster terzake van de door de Raad van Toezicht begrote declaraties. De kantoorgenoot is verantwoordelijk voor de declaratie- en financiële aangelegenheden. Klacht tegen verweerder, ook al heeft hij handelingen verricht met betrekking tot de begroting en/of tenuitvoerlegging van de declaraties van het kantoor, ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 2 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster, die werd vergezeld van mr. J., bedrijfsjurist, alsmede verweerder, die tezamen met zijn kantoorgenoot mr. H. is verschenen. Klaagster en mr.x (verweerder) hebben elk een pleitnota overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is verbonden geweest aan S Advocaten te Rotterdam. S Advocaten is per 1 december 2012 opgesplitst in twee andere kantoren, H Advocaten en N Advocaten. De maatschap S Advocaten is blijven voortbestaan totdat de afwikkeling van de splitsing is afgerond.

2.3 Bij brief van 9 september 2008 heeft verweerder aan klaagster en vier vennootschappen de verleende opdracht tot het in behandeling nemen van zaken bevestigd. In de opdrachtbevestiging is onder meer het volgende vermeld:

“Hiermede bevestig ik voor de goede orde dat de hierna te noemen (recht)personen de bij hun naam vermelde zaken in behandeling hebben gegeven aan de Maatschap [S, RvD].

(…)

Op de opdracht en alle door mij en mijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden zijn de bijgevoegde algemene voorwaarden van toepassing.

(…)

Wij zijn overeengekomen dat er hoofdelijkheid bestaat van alle bovengenoemde vennootschappen en uzelf voor de verplichtingen van elk van de vennootschappen en uzelf tegenover mijn kantoor en dat de bovengenoemde vennootschappen en uzelf een onherroepelijke volmacht verlenen aan de bovengenoemde Stichting om depots aan te wenden voor declaraties van mijn kantoor. Depots zullen pas worden verrekend met de einddeclaratie in de laatste nog in behandeling zijnde zaak; een eventueel restant zal aan u worden terugbetaald.”

De opdrachtbevestiging is door klaagster voor zichzelf en namens elk van de vier vennootschappen voor akkoord ondertekend.

2.4 Een van de vier vennootschappen, L B.V., heeft op diverse tijdstippen in 2007 en 2008 in totaal € 32.500,-- in depot gestort. Daarenboven is een depot gestort van € 15.000,--. Dit bedrag is door S Advocaten doorbetaald aan een ander kantoor omdat de cliënt voor de desbetreffende zaak naar dat kantoor was doorverwezen.

2.5 In de loop van 2007 en 2008 heeft S Advocaten aan de door klaagster vertegenwoordigde vennootschappen declaraties gezonden. Onder deze vennootschappen is één vennootschap, X B.V., die niet is vermeld in de opdrachtbevestiging van 9 september 2008.

2.6 Over de hoogte van de declaraties is tussen klaagster respectievelijk de door haar vertegenwoordigde vennootschappen en het kantoor van verweerder geschil ontstaan.

2.7 Op 5 maart 2009 heeft mr. R, kantoorgenoot van verweerder, declaraties ten bedrage van in totaal € 40.229,83 ter begroting ingediend bij de Raad van Toezicht te Rotterdam. Daarbij bevonden zich twee declaraties ten laste van X B.V.  

S Advocaten heeft in verband met de begrotingsprocedure het op dat moment resterende depot ad € 26.199,68 (incl. rente) op de dekenrekening gestort.

2.8 Bij beslissing van 22 april 2010 heeft de Raad van Toezicht een declaratie van 14 oktober 2008 ten bedrage van € 40.229,83- gericht aan één van de vennootschappen die de opdrachtbevestiging van 9 september 2008 had ondertekend - begroot op € 28.844,34. De overige ter begroting ingediende declaraties zijn niet aangepast.

2.9 Op 20 mei 2010 heeft S Advocaten terzake van de gematigde declaratie een nieuwe declaratie aan de betrokken vennootschap gezonden.

2.10 Op 10 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam op verzoek van S Advocaten de tenuitvoerlegging bevolen van de begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht. De voorzieningenrechter heeft goedgekeurd een bedrag van totaal € 32.451,75, inclusief de declaraties ten laste van X B.V. (waarvan het totaal in hoofdsom € 2.689,02 bedraagt).

2.11 Op 17 januari 2012 is van de dekenrekening een bedrag van € 27.736,29 (inclusief rente) aan S Advocaten overgemaakt.

2.12 Verweerder heeft hierna de deurwaarder ingeschakeld om een volgens berekening van S Advocaten nog openstaand bedrag van € 8.973,78, inclusief rente, te incasseren. Daarbij is executoriaal beslag gelegd onder het pensioenfonds waarvan klaagster een periodieke uitkering ontvangt.

2.13 Bij brief van 18 februari 2013 heeft klaagster zich over verweerder en diens kantoorgenoot mr. R bij de deken beklaagd.

2.14 Tijdens de behandeling van de klacht door de deken bleek dat de verklaring van 9 september 2008 inzake de hoofdelijkheid, niet door klaagster namens X B.V. was getekend. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder de opdracht aan de deurwaarder voor zover het betreft de incasso van declaraties ten laste van X B.V. ingetrokken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt  klaagster verweerder:

a. dat hij namens S Advocaten ten laste van klaagster executoriaal beslag heeft doen leggen onder het pensioenfonds op basis van de beschikking van de voorzieningenrechter van 10 januari 2012. Klaagster is van mening dat dit beslag ten onrechte is gelegd, omdat zij als natuurlijk persoon geen partij is;

b. dat blijkens de begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht, waarbij een declaratie van het kantoor S Advocaten aanzienlijk is gematigd, sprake is geweest van excessief declareren, daar maar liefst 41% teveel in rekening is gebracht;

c. dat S Advocaten (in de persoon van mr. N) het aan X B.V. in rekening gebrachte en door deze B.V. betaalde griffierecht ad € 1.845,--, dat het kantoor retour had ontvangen, niet aan klaagster althans X B.V. heeft teruggestort. Klaagster had op 6 maart 2009 haar toestemming aan verrekening van dit bedrag onthouden;

d. dat S Advocaten een bedrag van € 5.122,05 aan rente in rekening brengt, terwijl in de beschikking van de voorzieningenrechter geen woord staat over de verschuldigdheid van rente en/of kosten. Klaagster is van mening dat S Advocaten al rente heeft ontvangen over het bedrag ad € 30.000,-- dat in depot is gestort en geen titel heeft om rente te vorderen;

e. dat S Advocaten onduidelijkheid schept over zijn rechtsopvolgers. Klaagster heeft geen stukken gezien waaruit blijkt dat H Advocaten, waaraan verweerder verbonden is, gerechtigd zou zijn om de door S Advocaten uitgeschreven nota’s te incasseren;

f. dat klaagster, althans haar beheer B.V. een bedrag van € 5.055,79 van S Advocaten terug wenst te ontvangen, waarin begrepen het door S Advocaten retour ontvangen griffierecht ad € 1.845,--;

g. verweerder heeft gehandeld in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi).

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt is de norm van artikel 46 Advocatenwet, voor zover inhoudende dat de advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn terzake van inbreuken op verordeningen van de Nederlandse Orde en terzake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Deze norm is onder meer uitgewerkt in de regel dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en de regel dat de advocaat het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen. De tuchtrechter is echter niet bevoegd is om geschillen over declaraties te beoordelen, doch waakt slechts t tegen excessief declareren.

Ten aanzien van klachtonderdelen a t/m g

5.2 De onderhavige zaak betreft een klacht die klaagster gelijktijdig heeft ingediend tegen verweerder en tegen diens kantoorgenoot mr. R.

5.3 Uit het dossier blijkt dat mr. R de verantwoordelijke is voor de behandeling van de opdracht en de verzonden en geïncasseerde declaraties. Mr. R heeft ter zitting uitdrukkelijk bevestigd dat zij voor de declaraties verantwoordelijk is. Klaagster heeft dit niet weersproken.

5.4 De klacht tegen verweerder zal hierom, ook al heeft verweerder handelingen verricht met betrekking tot de begroting en/of tenuitvoerlegging van declaraties van S Advocaten, ongegrond worden verklaard.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, T. Hordijk, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl