ECLI:NL:TADRSGR:2014:191 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4562/14.147

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:191
Datum uitspraak: 15-07-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4562/14.147
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht jegens advocaat wederpartij. Op basis van de citaten kan niet worden geconstateerd dat verweerder, kosteloos, voor klager alle werkzaamheden zou verrichten om klagers geschil met T. op te lossen, dan wel dat hij er voor zou zorgen dat de registratie bij P. zou worden teruggedraaid. Wel kan hieruit worden opgemaakt dat verweerder hiertoe een poging zou doen, hetgeen verweerder ook stelt te hebben gedaan. Het had verweerder gesierd indien hij klager duidelijker had geïnformeerd over zijn contacten met T.  Dit leidt echter niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager zou hebben gehandeld. Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline, hierna de voorzitter,  heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 1 juli 2014 met kenmerk R 2014/55 edl, door de raad ontvangen op 2 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager had een telecom-contract met C. C. heeft klager medegedeeld dat zijn contract aan T. zou worden overgedragen, waarna T. de tarieven verhoogde. Klager heeft hierover geprotesteerd tegen C.

1.2 Verweerder is de advocaat van C. en heeft in die hoedanigheid een minnelijke regeling tussen C. en klager bewerkstelligd.

1.3 Nadien heeft T. zich op het standpunt gesteld dat zij wel de overeenkomst(en) heeft overgenomen en is op dat punt een geschil met klager ontstaan.

1.4 Bij brief van 18 februari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

  a) nalaat zijn afspraken na te komen, te weten dat hij namens klager de ontstane problemen met T. en de daaruit voortgekomen registratie bij Preventel zou oplossen. Klager meent dan ook dat verweerder verantwoordelijk is voor alle kosten en schade die hieruit voor klager voortvloeien;   

  b) niet of ongepast reageert op e-mails van klager.

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.2 Klager verwijt verweerder dat hij zijn toezegging uit de e-mail van 19 juli 2013 niet nakomt. Verweerder betwist dat hij heeft toegezegd het dossier inhoudelijk op te pakken en het geschil tussen T. en klager op te lossen. Verweerder heeft gewezen op het feit dat hij advocaat is van klagers wederpartij. Klager baseert zijn stelling op de toezegging van verweerder in zijn e-mail van 19 juli 2013, waarin verweerder aan klager, voor zover in deze relevant heeft geschreven:

 “Over aanspraken van T. (red) hoeft u zich geen zorgen te maken. ….. Mocht T. (red.) u onverhoopt aanspreken stellende dat er een overeenkomst tussen haar en u is dan spring ik in door aan T. uit te leggen dat daar geen sprake van is …”

 “Aangaande de Preventel affaire dien ik nog terugkoppeling te krijgen. Ik kom daar dus ook nog op terug.”

3.3 De voorzitter is van oordeel dat op basis van bovenstaande citaten niet kan worden geconstateerd dat verweerder, kosteloos, voor klager alle werkzaamheden zou verrichten om klagers geschil met T. op te lossen, dan wel dat hij er voor zou zorgen dat de registratie bij Preventel zou worden teruggedraaid. Wel kan hieruit worden op gemaakt dat verweerder hiertoe een poging zou doen, hetgeen verweerder ook stelt te hebben gedaan. Het had verweerder gesierd indien hij klager duidelijker had geïnformeerd over zijn contacten met T.  Dit leidt echter niet tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager zou hebben gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Verweerder betwist dat hij niet dan wel ongepast zou hebben gereageerd op e-mails van klager. Verweerder heeft wel gesteld dat hij klager niet altijd direct heeft kunnen antwoorden. Met betrekking tot de correspondentie in de periode augustus/september 2013 blijkt uit de overgelegde stukken dat verweerder wel degelijk heeft gereageerd op klagers e-mails.

3.5 Klager is voorts van mening dat verweerder ongepast/onwaardig heeft gereageerd in zijn e-mail van 30 augustus 2013 met de opmerking: ..“Het is erg druk in mijn praktijk en ik kan maar 1 ding tegelijk. U werkt waarschijnlijk net als ik basis van prioriteiten. Heeft u daar geen begrip voor dan kunt u, zoals u mijn secretaresse zojuist vertelde, inderdaad klagen bij de deken. Ik zit daar niet op te wachten maar het staat u altijd vrij om te doen.”

3.6 De voorzitter is van oordeel dat de inhoud van het e-mail bericht van 30 augustus 2013 niet onnodig grievend is en past binnen de vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij heeft. Voor wat betreft de overige verwijten van klager kan evenmin worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld, gezien de ruime vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij toekomt.

3.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 15 juli 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.