ECLI:NL:TADRSGR:2014:179 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4528/14.113

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:179
Datum uitspraak: 04-06-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4528/14.113
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij.   Verweerder handelt in opdracht van zijn cliënten. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder onbevoegd is om de betreffende procedures namens zijn cliënten te voeren. Een geschil over de bevoegdheid dient beoordeeld te worden door de civiele rechter en niet door de tuchtrechter. De beoordeling of een advocaat een zaak al dan niet aanneemt, is aan de betreffende advocaat. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder buiten zijn vrijheid is getreden die hem als advocaat van de wederpartij toekomt. Klachtonderdeel a kennelijk ongegrond. Voor zover klager in deze klacht bezwaren heeft geuit tegen het handelen van verweerder met betrekking tot de beslaglegging, zijn die bezwaren al beoordeeld in eerdere klachtprocedures. Het ne bis in idem beginsel verzet zich ertegen dat twee keer over hetzelfde wordt geklaagd. Klachtonderdeel b is kennelijk niet-ontvankelijk.  

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 19 mei 2014 met kenmerk R 2014/49 cij, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn drie zusters alsmede de executeur over de afwikkeling van de nalatenschap van klagers overleden moeder.

1.2 Verweerder behartigt de belangen van de zusters van klager en de executeur.

1.3 Klager heeft twee keer een klacht tegen verweerder ingediend. Deze klachten zagen op de bemoeienis van verweerder in dezelfde kwestie.

1.4 Bij brief van 27 december 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

  a. “onbevoegd” procedures tegen klager voert;

  b.  vexatoir beslag heeft doen leggen.

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Verweerder handelt in opdracht van zijn cliënten. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder onbevoegd is om de betreffende procedures namens zijn cliënten te voeren. Een geschil over de bevoegdheid dient beoordeeld te worden door de civiele rechter en niet door de tuchtrechter. De beoordeling of een advocaat een zaak al dan niet aanneemt, is aan de betreffende advocaat. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder buiten zijn vrijheid is getreden die hem als advocaat van de wederpartij toekomt.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Voor zover klager in deze klacht bezwaren heeft geuit tegen het handelen van verweerder met betrekking tot de beslaglegging, zijn die bezwaren al beoordeeld in eerdere klachtprocedures. Het ne bis in idem beginsel verzet zich ertegen dat twee keer over hetzelfde wordt geklaagd.

3.4 Gelet het voorgaande dient klachtonderdeel a kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 4 juni 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.