ECLI:NL:TADRSGR:2014:170 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4196/13.103a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:170
Datum uitspraak: 26-05-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4196/13.103a
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verzuim van verweerder om een ter comparitie gemaakte afspraak en in het p-v daarvan vastgelegde afspraak om nog een brief met inhoudelijke informatie aan de rechtbank te sturen schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Het enkel doorzenden van het proces-verbaal is onvoldoende. Evenmin heeft verweerder in het zicht van de door de rechtbank gestelde termijn de cliënt schriftelijk gewezen op het uitblijven van de benodigde informatie. Klacht gedeeltelijk gegrond. Enkele waarschuwing.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 19 februari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam gebracht.

1.2 Bij beslissing van 22 mei 2013 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de zaak voor behandeling van de klacht verwezen aan de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, hierna: de raad.

1.3 De raad heeft de klacht behandeld ter zitting van 14 april 2014 in aanwezigheid van drs. G. namens klaagster, vergezeld van mr. K.. Verweerder is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Mr. K en mr. S. hebben ieder een pleitnota overgelegd.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.5 De raad heeft tevens kennisgenomen van een faxbericht van mr. Ynzonides van 11 april 2014.

2 FEITEN

2.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een aantal ondernemingsrechtelijke procedures, waaronder een schadestaatprocedure.

2.2 In die schadestaatprocedure is op 26 maart 2009 een comparitie van partijen gehouden. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 31 maart 2009 in afschrift aan partijen is verstrekt.

In het proces-verbaal is de volgende afspraak vastgelegd:

“[verweerder, RvD] zendt voor 16 mei 2009 een brief aan de rechtbank – en gelijktijdig een afschrift aan eisende partij – waarin nader wordt toegelicht hoe de omzet uit software/licenties moet worden begroot over de jaren 2004-2006 ingeval de samenwerkingsovereenkomst doorgang zou hebben gevonden. Daarbij wordt ingegaan op hetgeen daarover nog is aangevoerd de brief van E&Y van 11 maart 2009. Verder wordt ingegaan op de consequenties die verandering van prijssystematiek (de overgang van verkoop naar verhuur) voor de omzet voor de jaren 2004-2006 zou hebben gehad, gesteld dat de samenwerkingsovereenkomst doorgang zou hebben gevonden.

Verder zal [verweerder, RvD] ingaan op de stelling van eisende partij dat het hierboven bedoelde onrechtmatig handelen van de NVM meebrengt dat het prijsdrukkende effect daarvan bij de schadeberekening van eisende partij buiten beschouwing dient te worden gelaten.”

2.3 Verweerder heeft de rechtbank geen brief als hiervoor is bedoeld gestuurd, waarna de rechtbank op verzoek van de wederpartij op 22 juli 2009 een tussenvonnis heeft gewezen. In dat vonnis verbindt de rechtbank onder meer gevolgen aan het verzuim van klaagster om de gevraagde toelichting te verstrekken. Op enkele andere punten verbindt de rechtbank gevolg aan de omstandigheid dat klaagster niet heeft gereageerd op bepaalde stellingen dan wel die niet of onvoldoende heeft weersproken.

Bij eindvonnis van 11 november 2009 heeft de rechtbank klaagster veroordeeld tot schadevergoeding.

3 KLACHT

3.1 De klacht behelst dat verweerder toerekenbaar tekort is geschoten is de uitvoering van de hem door klaagster opgedragen taken, welke nalatigheid klaagster schade heeft berokkend.

3.2 In de toelichting op de klacht verwijt klaagster verweerder in het bijzonder:

a. dat hij nalatig is geweest ten aanzien van de indiening van een processtuk naar aanleiding van de comparitie van 26 maart 2009 en klaagster niet heeft gerappelleerd toen deze kennelijk verzuimde hem van de nodige informatie te voorzien. In ieder geval heeft verweerder dat niet schriftelijk gedaan;

b. dat hij verzoeken van klaagster om zijn stelling dat hij na de comparatie herhaaldelijk om informatie heeft gevraagd, aan te tonen, niet heeft beantwoord.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Op grond van gedragsregel 8 is de advocaat gehouden om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dient hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.2 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel komt het aan op de vraag hoe verweerder is omgegaan met de ter comparatie van 26 maart 2009 gemaakte afspraak, neergelegd in het proces-verbaal van die zitting, in welk proces-verbaal is vastgelegd dat verweerder voor 16 mei 2009 een brief met een nadere toelichting aan de rechtbank zou sturen en waarin verweerder op een aantal, in het proces-verbaal vermelde, zaken zou ingaan. De Raad doelt op de afspraak vermeld in het onder nummer 2.2 geciteerde gedeelte van het proces-verbaal.

5.3 Verweerder heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Na afloop van de zitting heeft overleg plaatsgevonden tussen verweerder en klaagster en de financieel deskundige van het betrokken accountantskantoor, waarbij is afgesproken dat klaagster de financieel deskundige van de betreffende financiële informatie zou voorzien, zodat deze een rapport zou kunnen opstellen. Verweerder heeft in de periode tussen 26 maart en 16 mei 2009 één of enkele malen telefonisch verzocht om de nadere door klaagster en de deskundige op te stellen rapportage te mogen ontvangen. Verweerder heeft dat verzoek niet schriftelijk gedaan. Toen verweerder het proces-verbaal van de zitting aan klaagster toezond heeft hij dat niet met een begeleidende brief gedaan. Toezending door klaagster van de betreffende informatie aan verweerder is uitgebleven als gevolg waarvan geen schriftelijke reactie is ingezonden.

5.4 Klaagster heeft de door verweerder genoemde telefonische verzoeken betwist onder verwijzing naar een e-mail van de heer N, die destijds directeur van klaagster was, waarin deze stelt dat hij “over deze zaak geen enkel contact meer (heeft) gehad”.

5.5 Gelet op het belang van de naleving van de ter comparitie gemaakte afspraak lag het op de weg van verweerder om klaagster schriftelijk te informeren over die afspraak en over hetgeen van haar verwacht werd, hetzij direct bij toezending van het proces-verbaal hetzij tijdig voor 16 mei 2009, zodat verweerder tijdig in staat zou zijn de bij de rechtbank afgesproken brief aan de rechtbank te sturen.

Uit het verweer blijkt dat verweerder dit heeft nagelaten.

5.6 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a in zoverre gegrond.

5.7 In het midden kan blijven dat klaagster heeft nagelaten om toe te lichten waarom de benodigde informatie niet aan verweerder is toegezonden.

5.8 Voor zover in dit klachtonderdeel het verwijt ligt besloten is dat verweerder bij de rechtbank geen uitstel voor de indiening van zijn brief heeft gevraagd, is dat verwijt niet terecht. Verweerder heeft voldoende – en in zoverre onweersproken - toegelicht en aannemelijk gemaakt dat de ter comparitie verkregen termijn al op bezwaar van de wederpartij was gestuit en dat de rechtbank de datum van 16 mei 2009 als een compromis had vastgesteld, alsmede dat aan die datum niet meer kon worden getornd. In zoverre is dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.9 Naar aanleiding van dit klachtonderdeel heeft verweerder, onder verwijzing naar zijn brief van 13 december 2010, aangevoerd dat hij op de aan hem gemaakte verwijten heeft gereageerd. Hoewel klaagster daarom had gevraagd, heeft verweerder geen stukken verschaft waaruit blijkt van de beweerdelijke telefonische contacten met de toenmalige directeur van klaagster, over de naleving van de ter comparitie gemaakte afspraak.

5.10 Hoewel de raad van oordeel is dat de reactie van verweerder adequater had gekund, is het gedrag van verweerder op dit punt niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar aan te merken.

5.11 Klachtonderdeel b is ongegrond.

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond in de onder nummer 5.5 en 5.6 vermelde zin en legt als maatregel op een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.A. van Keulen, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl