ECLI:NL:TADRSGR:2014:160 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4381/13.288

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:160
Datum uitspraak: 16-06-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4381/13.288
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een verzetzaak. Het verzet is ongegrond. Klager klaagt over de kwaliteit van de rechtsbijstand in een strafzaak verleend door verweerster. De raad onderschrijft het oordeel van de voorzitter.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 30 oktober 2013, met kenmerk R 12/13/127, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 december 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief gedateerd 5 december 2013, ontvangen op 12 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerster was met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

 - de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

   de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

 - het verzetschrift van klager van 5 december 2013;

 - de brief van klager van 19 december 2013, ontvangen op 2 januari 2014 met bijlagen;

 - de brief van klager d.d. 16 februari 2014, ontvangen op 19 februari 2014;

 - de brief van klager d.d. 22 februari 2014, ontvangen op 3 maart 2014;

 - de brief van klager d.d. 26 februari 2014, ontvangen op 3 maart 2014;

 - de brief van klager d.d. 27 februari 2014, ontvangen op 3 maart 2014;

 - de brief van klager d.d. 7 maart 2014, ontvangen op 11 maart 2014;

 - de brief van klager d.d. 24 maart 2014, ontvangen op 27 maart 2014.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een strafzaak.

2.2 Klager heeft zelf op 31 mei 2013 een verzoek tot Algemeen Verlof ingediend.

2.3 Dit verzoek is op 4 juni 2013 afgewezen.

2.4 Bij brieven van 5, 14 en 15 juli 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a. niet gereageerd heeft op klagers faxen inzake de afwijzing van het verlof, waardoor klager de mogelijkheid is misgelopen om beroep in te stellen tegen deze afwijzing;

b. klager niet goed heeft bijgestaan in zijn strafzaak. Ter motivering heeft klager gesteld dat verweerster wilde dat klager zou bekennen, en toen hij dat niet deed niet meer naar hem luisterde. Bovendien heeft verweerster klager (transcriptie van) audioverhoren alleen laten bekijken, terwijl zij op de hoogte was van het feit dat klager op dat moment niet goed kon zien vanwege een behandeling aan zijn ogen. Daarnaast heeft verweerster niet verzocht om medische rapporten en heeft zij ter zitting niet voldoende verweer gevoerd.  

3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling in van hetgeen in het dekenonderzoek naar voren is gebracht, waarbij klager zich beklaagt dat er geen onderzoek verricht is.

4 BEOORDELING

4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad debeoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

5 BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.