ECLI:NL:TADRSGR:2014:156 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.4338/13.245

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:156
Datum uitspraak: 16-06-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R.4338/13.245
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste gediend is. Vaststaat dat verweerder niet, althans niet aanstonds, gereageerd heeft op verzoeken van klager. De raad heeft uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat verweerder kennelijk onjuist heeft opgetreden danwel kennelijk onjuist heeft geadviseerd. De klacht, voor zover deze betrekking heeft op de communicatie, wordt gegrond verklaard. Maatregel: enkele waarschuwing

 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 september 2013 met kenmerk R/12/13/110, door de raad ontvangen op 20 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 april 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klager is eerder bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. Verweerder heeft in een tweetal zaken hoger beroep procedures voor klager gevoerd.

2.2 Bij e-mailbericht van 2 november 2012 heeft klager verweerder verzocht om hem op de hoogte te stellen van de stand van zaken.

2.3 In e-mailberichten van 9 november 2012, 15 november 2012, 7 januari 2013 en 31 januari 2013 heeft klager verweerder een herhaald verzoek hiertoe gedaan.

2.4 Bij brief van 29 januari 2013 heeft de advocaat van de wederpartij verweerder meegedeeld dat de zaak vervroegd op de rol geplaatst zal worden en wel voor de rol van 26 februari 2013.

2.5 Bij e-mailbericht van 4 februari 2013 heeft verweerder klager geadviseerd een door de wederpartij aangeboden schikking te accepteren.

2.6 Bij e-mailbericht van 5 februari 2013 heeft klager verweerder geantwoord dat mevrouw M. alle bevoegdheden overgedragen had aan klager en dat er derhalve automatisch voor haar hoger beroep ingesteld is.

2.7 Bij e-mailbericht van 26 februari 2013 heeft verweerder klager nogmaals geadviseerd de schikking te accepteren.

2.8 Bij e-mailbericht van 28 februari 2013 heeft klager verweerder meegedeeld de zaak niet te willen schikken en meegedeeld dat verweerder tevens voor mevrouw M. hoger beroep had moeten instellen, omdat zij klager gemachtigd had. Tevens heeft klager verweerder verzocht hem te laten weten hoe hij de zaak ging behartigen en gevraagd om kopieën van alle in het hoger beroep ingediende stukken.

2.9 Op 8 maart 2013 heeft klager de twee bij verweerder in behandeling zijnde dossiers opgehaald.

2.10 Bij brief van 18 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.11 Op 11 juli 2013 heeft er bij de deken een gesprek plaatsgevonden tussen partijen.

2.12 Naar aanleiding van deze bespreking heeft verweerder klager bij brief van 11 juli 2013 een door hem opgestelde en bij het hof ingediende memorie van grieven toegestuurd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat deze zich onprofessioneel gedragen heeft, er een slordige werkwijze op nagehouden heeft, slecht gecommuniceerd heeft en klager niet alle informatie heeft verstrekt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij niet voortvarend is geweest in het beantwoorden van de e-mails van klager. Wel is er tussentijds telefonisch contact geweest. Verweerder heeft nadat uiteindelijk het verschuldigde griffierecht betaald was door klager, althans de Sociale Dienst, enige tijd niets van zich laten horen. Klager diende nu te wachten, net zoals verweerder op zijn geld moest wachten. Verweerder erkent dat hij zijn eigen emoties een rol heeft laten spelen en heeft zijn excuus aangeboden voor zijn gedrag. Verweerder heeft klager na de bespreking bij de deken de eerder ingediende memorie van grieven toegestuurd.

4.2 Verweerder heeft slechts hoger beroep ingediend voor klager en niet voor mevrouw M. aangezien hij geen opdracht had van mevrouw M. om hoger beroep in te stellen. Hij heeft mevrouw M. nooit gesproken.

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste gediend zijn. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als een advocaat bij de behartiging van een zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van zijn cliënt daardoor worden geschaad. Het handelen van de advocaat wordt aan de hand van deze maatstaf beoordeeld.

5.2 Verweerder heeft erkend dat de communicatie met klager beter had gekund en gemoeten. Vaststaat dat verweerder niet, althans niet aanstonds, gereageerd heeft op verzoeken van klager. Verweerder heeft daarmee niet de zorgvuldigheid betracht zoals hij ten opzichte van zijn cliënt dient te betrachten. De raad acht de klacht in zoverre gegrond.

5.3 Het feit dat verweerder klager een advies heeft gegeven dat klager niet wenst te accepteren, houdt niet in dat verweerder daarmee onjuist heeft opgetreden. De raad heeft uit de dossierstukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat verweerder kennelijk onjuist heeft opgetreden danwel klager kennelijk onjuist heeft geadviseerd.

5.4 Ook voor het overige heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder jegens klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.5 De klacht is gezien het voorgaande deels gegrond.

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht deels gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl