ECLI:NL:TADRSGR:2014:149 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4530/14.115

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:149
Datum uitspraak: 19-06-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4530/14.115
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht client jegens advocaat. Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerster een opdrachtbevestiging aan klager heeft gezonden, waarin de financiële kant van de zaak wordt besproken. Verweerster zond klager daarbij een voorschotnota. Uit het feit dat klager de nota direct heeft betaald, kan worden afgeleid dat klager kennis heeft genomen van de inhoud van de ontvangstbevestiging. Los daarvan geldt als uitgangspunt dat voor het verkrijgen van rechtsbijstand dient te worden betaald. Niet valt in te zien dat verweerster gehouden zou zijn het betaalde bedrag (ter hoogte van de eigen bijdrage) aan klager terug te betalen. Klager verwijt verweerster dat zij bij de opdrachtbevestiging geen algemene voorwaarden had meegezonden, terwijl dat wel in de brief was aangegeven. Verweerster heeft in haar verweer naar voren gebracht dat deze algemene voorwaarden kennelijk niet waren meegestuurd. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij de algemene voorwaarden alsnog aan klager heeft toegestuurd. Gelet hierop valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster ter zake kan worden gemaakt. De klacht is kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 19 mei 2014 met kenmerk R 2014/470 ml, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Op 23 augustus 2013 heeft klager gesproken met verweerster.

1.2 Klager heeft verweerster verzocht hem bij te staan bij een verzoek tot wijziging/aanvulling van zijn voornamen.

1.3 Verweerster heeft zich hiertoe bereid verklaard en heeft aangegeven dat zij voor klager gefinancierde rechtsbijstand zou aanvragen.

1.4 Op 27 augustus 2013 heeft verweerster klager een opdrachtbevestiging gestuurd met daarbij een nota ten behoeve van de (te verwachten) eigen bijdrage en het griffierecht voor een totaal bedrag van € 217,--. Klager heeft dit bedrag aan verweerster voldaan. Verder heeft verweerster in voornoemde brief aan klager geschreven dat gewacht zou worden op de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand voordat zij haar werkzaamheden zou voortzetten.

1.5 Bij brief van 11 oktober 2013 heeft verweerster klager laten weten dat de toevoegingsaanvraag is afgewezen. Verweerster heeft klager uitgelegd hoe hij bezwaar kan maken tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand en gevraagd aan haar kenbaar te maken hoe hij denkt over de verdere behandeling van de zaak.

1.6 Verweerster heeft klager bij brief van 9 januari 2014 toegelicht waarom zij niet overgaat tot terugbetaling van het door klager betaalde bedrag ad

€ 217,00.

1.7 Bij brief van 28 januari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. klager een voorschotnota heeft gezonden en hem op voorhand heeft laten betalen;

b. bij de opdrachtbrief van 27 augustus 2013 aan klager heeft verzuimd de algemene voorwaarden mee te zenden;

c. haar brief van 9 januari 2014 heeft geantedateerd, nu klager deze brief pas op 18 januari 2014 heeft ontvangen.

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Klager is van mening dat verweerster hem onvoldoende heeft geïnformeerd over het systeem van de gefinancierde rechtsbijstand. Verweerster heeft deze stelling betwist en in haar verweer aangegeven dat zij klager in een bespreking heeft uitgelegd dat zij een toevoeging zou aanvragen, maar ook dat zij als de aanvraag zou worden afgewezen, haar uurtarief in rekening zou moeten brengen. Zij heeft aangegeven dat zij in afwachting van de afgifte van de toevoeging een voorschotnota had gestuurd en dat zij haar werkzaamheden ook heeft aangevangen en kosten heeft gemaakt door klager te bezoeken in de penitentiaire inrichting. Klager heeft dit niet betwist. De toevoeging is niet verleend, hetgeen betekent dat klager zelf moet betalen voor de werkzaamheden die verweerster voor hem heeft verricht.

3.2 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerster op 27 augustus 2013 een opdrachtbevestiging aan klager heeft gezonden, waarin de financiële kant van de zaak wordt besproken. Verweerster zond klager daarbij een voorschotnota. Uit het feit dat klager de nota direct heeft betaald, kan worden afgeleid dat klager kennis heeft genomen van de inhoud van de ontvangstbevestiging. Los daarvan geldt als uitgangspunt dat voor het verkrijgen van rechtsbijstand dient te worden betaald. Niet kan wordt verondersteld dat een advocaat werkzaamheden verricht zonder dat daar enige betaling voor verschuldigd is. Verweerster heeft derhalve terecht een voorschotnota aan klager gezonden. Niet valt in te zien dat verweerster gehouden zou zijn het betaalde bedrag (ter hoogte van de eigen bijdrage) aan klager terug te betalen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Klager verwijt verweerster dat zij bij de opdrachtbevestiging van 27 augustus 2013 geen algemene voorwaarden had meegezonden, terwijl dat wel in de brief was aangegeven. Verweerster heeft in haar verweer naar voren gebracht dat deze algemene voorwaarden kennelijk niet waren meegestuurd. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij de algemene voorwaarden alsnog aan klager heeft toegestuurd. Gelet hierop valt niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster ter zake kan worden gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerster aangevoerd dat zij haar brief aan klager van 9 januari 2014 retour had ontvangen, omdat klager was verhuisd naar een andere penitentiaire inrichting. De brief van 9 januari 2014 is in een andere enveloppe gedaan en nogmaals aan klager toegestuurd. Dit is de reden dat de brief van 9 januari 2014 pas door klager is ontvangen op 19 januari 2014. Niet kan worden vastgesteld dat de brief is geantedateerd.

3.4 Gelet op het vorenstaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a, b en c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 19 juni 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.