ECLI:NL:TADRSGR:2014:147 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4551/14.136

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:147
Datum uitspraak: 26-06-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4551/14.136
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht client. Nu tussen klager en verweerder een vertrouwensbreuk is ontstaan over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschill in onderling overleg niet kon worden opgelost, had verweerder geen andere keus dan de opdracht aan klager terug te geven.   Klager had er geen belang bij dat hem een urenspecificatie wordt verstrekt. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat aan hem een zogeheten “lichte advies” toevoeging is afgegeven. Een dergelijke toevoeging leent zich niet voor overname door een andere advocaat, nu deze enkel wordt afgegeven bij eenvoudige zaken die door een advocaat binnen drie uur kunnen worden afgehandeld.   Klacht kennelijk ongegrond.

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 11 juni 2014 met kenmerk K075 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 13 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager is door het Juridisch Loket verwezen naar het kantoor van verweerder en heeft zich op 24 september 2013 gewend tot  de voormalig kantoorgenoot van verweerder, mr. J.

1.2 Mr. J. heeft verweerder verzocht een toevoeging voor klager aan te vragen. Bij brief van 12 februari 2014 heeft verweerder klager medegedeeld dat mr. J. het kantoor heeft verlaten en dat hij de behandeling van klagers zaak zou overnemen.

1.3 De zaak van klager betrof een VvE geschil, over de schade die een van de andere leden van de VvE – mogelijk – heeft toegebracht aan het appartement (waaronder het dak) van klager. Het betreffende VvE lid, de heer L., heeft aan klager toegezegd om diens dak te vernieuwen en schade te vergoeden.

1.4 Bij brief van 13 februari 2014 heeft verweerder klager laten weten dat naar zijn mening niet de heer L., maar de VvE moet worden aangesproken tot vernieuwing van het dak en de door klager geleden schade en dat een bouwkundig onderzoek noodzakelijk is, omdat uit de eerder door klager opgevraagde offerte niet blijkt dat de schade is ontstaan ten gevolge van de betreffende bouwwerkzaamheden van de heer L.

1.5 Klager heeft gesteld dat een bouwkundig onderzoek niet nodig was.

1.6 Op 14 februari 2014 heeft de VvE verweerder toegezegd de kosten van het bouwkundig rapport te zullen voldoen.

1.7 Klager heeft verweerder op 16 februari 2014 geschreven dat hij het VvE bestuur en de heer L. dient te dwingen de gemaakte afspraken na te komen. Voorts heeft klager aangezegd dat hij bij gebreke daarvan een klacht zou indienen bij de Geschillencommissie Advocatuur.

1.8 Verweerder heeft klager op 17 februari 2014 medegedeeld niet aan dit verzoek te voldoen en heeft hij zich teruggetrokken als advocaat. Verweerder heeft klager bericht dat hij eerst met de klachtenfunctionaris in overleg moest treden alvorens hij bereid zou zijn de klacht aan de Geschillencommissie voor te leggen.

1.9 Verweerder heeft naar aanleiding hiervan, de brief van de klachtenfunctionaris van 25 februari 2014 en een e-mail van 4 maart 2014 geen reactie meer van klager ontvangen.

1.10 Op 6 maart 2014 heeft verweerder klager nogmaals bericht de opdracht te beëindigen als gevolg van de vertrouwensbreuk.

1.11 Bij brief van 14 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij

  a. klagers zaak heeft overgenomen van mr. J zonder enige ervaring op dit gebied en zonder dat klager hem hiertoe opdracht had gegeven;

  b. een brief aan de wederpartij naar een verkeerd adres heeft gestuurd;

  c. geen actie heeft ondernomen naar aanleiding van schuld en belofte tot herstel van de heer L.;

  d. heeft geweigerd een procedure aanhangig te maken tegen de heer L., wegens het niet nakomen van gemaakte afspraken;

  e. op klagers mededeling om de klacht voor te leggen bij de Geschillencommissie heeft gezegd het dossier te zullen sluiten, zodat klager de Geschillencommissie niet meer kon inschakelen;

  f. heeft geweigerd een afschrift van de opdrachtbevestiging en een urenspecificatie te verstrekken aan klager .

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Uit de stukken volgt niet dat verweerder de behandeling van klagers zaak, na het vertrek van zijn kantoorgenoot, mr. J., op verzoek en in opdracht van klager heeft overgenomen. Wel heeft verweerder bij brief van 12 februari 2014 aan klager heeft bericht dat hij de zaak zou overnemen en dat klager daartegen. Niet is gebleken dat klager op dat moment tegen de overname bezwaar heeft gemaakt. Deze bezwaren zijn eerst opgekomen na beëindiging van de opdracht, zodat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de zijde van verweerder geen sprake is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2 Dit klachtonderdeel is onvoldoende onderbouwd en kan overigens op zichzelf niet leiden tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

3.3 Klager kon zich niet verenigen met verweerders advies over de aanpak van de zaak. Hierdoor is tussen klager en verweerder een vertrouwensbreuk ontstaan. Verweerder heeft daarom op 6 maart 2014 de samenwerking met klager beëindigd. Indien tussen een advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken. Gelet hierop had verweerder geen andere keus dan de opdracht aan klager terug te geven en is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.4 Verweerder heeft de stelling van klager dat hij en/of de klachtenfunctionaris klager hebben verboden het geschil bij de Geschillencommissie Advocatuur voor te leggen, betwist.  Bij gebrek aan schriftelijke stukken in het dossier die klagers standpunt ondersteunen  kan niet worden vastgesteld dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

3.5 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat aan hem een zogeheten “lichte advies” toevoeging is afgegeven. Een dergelijke toevoeging leent zich niet voor overname door een andere advocaat, nu deze enkel wordt afgegeven bij eenvoudige zaken die door een advocaat binnen drie uur kunnen worden afgehandeld. Daaruit volgt dat klager er geen belang bij heeft dat hem een urenspecificatie wordt verstrekt.

3.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met f kennelijk ongegrond te worden verklaard.

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 26 juni 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.