ECLI:NL:TADRSGR:2014:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4306/13.213

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2014:141
Datum uitspraak: 07-07-2014
Datum publicatie: 27-07-2014
Zaaknummer(s): R. 4306/13.213
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht dat verweerster tijdens de behandeling van klagers zaak in 1999/2000 is tekort geschoten bij haar werkzaamheden. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Verzet te laat ingesteld, dus niet-ontvankelijk.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 2 september 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad klachtonderdeel a als kennelijk niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 27 september 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 14 oktober 2013, door de raad ontvangen op 16 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de volgende feiten.

2.2 Verweerster heeft klagers belangen behartigd in 1999/2000 in het kader van de vaststelling van kinderalimentatie.

2.3 Klager heeft in september 2012 telefonisch contact met verweerster opgenomen.

2.4 Op 5 september 2012 heeft klager verweerster een e-mailbericht doen toekomen. Voor zover in deze relevant heeft klager verweerster geschreven:

“(…)

Ten eerste, had de rechter gezegd tegen L. (red.), klager (red.) betaald alleen alimentatie als hij werkt bij een baas of voor zichzelf, maar al heeft hij een vermogen op de bank en hij werkt niet, betaald hij geen alimentatie, ..Kan ik dit hard maken bij de rechtbank als ik een brief naar de Rechtbank stuurt? Het staat niet in de uitspraak, zei LBIO voor de alimentatie.

Daarom vind ik het raar als je spaargeld heb, om daar nu alimentatie voor te betalen, volgens mij klopt dit niet.

(…)

Mijn Dochter C. (red.) studeert management, . zei moet met mij contact maken voor de alimentatie en niet L. (red.) omdat C. (red.) 18 jaar is, zei werkt bij de M. (red.) in het weekend en in de vakantie.

(…)”

2.5 Bij e-mailbericht van 19 september 2012 heeft de kantoorgenote van verweerster een reactie op het e-mailbericht van klager doen toekomen aan verweerster.

2.6 Bij brief van 14 maart 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Klager verwijt  verweerster meer in het bijzonder dat zij

a. tijdens de in 1999/2000 gevoerde procedure niets heeft opgeschreven over een regeling omtrent de kinderalimentatie en daarmee tekort is geschoten in haar werkzaamheden; 

b. niet heeft gereageerd op het e-mailbericht van klager van 5 september 2012, ten gevolge waarvan klager een rekening heeft ontvangen van het LBIO van € 1.129,00. Klager is van mening dat verweerster voornoemd bedrag aan hem dient te vergoeden.

3.3 In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen of nalaten van verweerster gehandhaafd.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet oordeelt de raad als volgt.

5.2 De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is blijkens het dossier  aangetekend aan klager verzonden op 27 september 2013. In die brief is klager er op  gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kon verenigen, daartegen binnen veertien dagen na dagtekening van die brief, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de raad aan het in die brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van veertien dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de 14e dag in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad. Aan het slot van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter is eveneens vermeld dat binnen veertien dagen na de verzending van de uitspraak verzet kan worden ingesteld, waarbij eveneens uitdrukkelijk is vermeld dat een verzetschrift uiterlijk op de veertiende dag na die verzending in het bezit dient te zijn van de griffier van de raad.

5.3.  Blijkens de stukken is het verzetschrift van klager ontvangen op 16 oktober 2013. Het verzet is derhalve niet ingesteld binnen de vorenbedoelde termijn van veertien dagen. Op de vraag waarom hij het verzet te laat heeft ingesteld, heeft klager geantwoord dat hij eerst over de zaak moest nadenken. Dat maakt de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar. Ook van andere feiten of omstandigheden die reden zouden kunnen zijn om het verzet toch toe te laten, is niet gebleken.

5.4 Het verzet is daarom niet-ontvankelijk.

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.